Advocaat en jonge doctor Richard Verkijk vreest meer wanordelijkheden en oneerlijke processen als de competentiegrens verder wordt verhoogd en burgers worden bijgestaan door juristen van allerlei snit. Advocaten kunnen dat veel beter – maar zouden nog beter werk kunnen afleveren, bijvoorbeeld als de Gedragsregels hogere eisen stellen aan hun adviesverplichtingen.

Hij moet toegeven dat de boodschap uit zijn omvangrijke proefschrift voor de beroepsgroep als een open deur zal klinken: de advocatuur speelt een heel belangrijke rol in de rechtspleging – zelfs belangrijker dan de auteur zelf aanvankelijk vermoedde. De clou is echter dat niet iedereen daarvan is overtuigd. Met name in civiele zaken met een ‘beperkt’ financieel belang kunnen procederende burgers net zo goed worden bijgestaan door juristen van rechtsbijstandsverzekeraars, deurwaarders en anderen met enige juridische kennis, hoewel zelfs dat laatste geen vereiste is.
Kantonrechters vinden dat, en ook de Stichting voor Economisch Onderzoek, die enkele jaren geleden adviseerde dat anderen dan advocaten zouden moeten kunnen procederen, want zonder advocaat scheelt dat de burger een hoop geld. ‘Zo bezien een puur economische redenering, en dus eenzijdig’, stelt promovendus Richard Verkijk. Maar wel een redenering die klakkeloos werd overgenomen door de wetgever. Op 1 januari 2011 kunnen burgers zonder advocaat bij de kantonrechter procederen over zaken met een belang tot 25.000 euro en iedereen mag als gemachtigde optreden. De advocaat is kennelijk toch niet zo van belang voor de rechtspleging.
Zes jaar werkte Verkijk aan zijn proefschrift De advocaat in het burgerlijk proces, waarop hij op 8 oktober jl. promoveerde. Daarin onderzoekt hij de verhouding tussen gedragsnormen en het procesrecht, tussen advocaat en cliënt en advocaat en rechter, en hoe deze zijn veranderd door de hervormingen in het procesrecht. De advocaat is steeds minder dominus litis, en moet meer moeite doen om zijn meerwaarde tegenover cliënten en rechters te bewijzen.

Controleren
Verkijk, advocaat bij Boels Zanders (Venlo), voorziet wanordelijkheden en oneerlijke processen als burgers zonder advocaat kunnen procederen. Het gat dat zo ontstaat kan slechts ‘in een beperkt aantal gevallen’ door de burgerlijke rechter worden gedicht. ‘Rechters zijn vaak huiverig om burgers die fouten maken in de procedure te hulp te schieten. Ze willen niet meeprocederen, ze verliezen dan hun onpartijdigheid.’
Bovendien: hoeveel vertrouwen je ook hebt in de kwaliteit en integriteit van de rechter, er moet nog steeds iemand de rechter controleren. Verkijk: ‘Dat kan niemand beter dan een advocaat. Een rechter kan wel eens te veel aansturen op een schikking. Advocaten zijn het best getraind om dan als waakhond op te treden. Zij hebben ook het beste gevoel voor de rechtsstatelijkheid van de procedure.’ Met andere woorden: dat moet niet worden overgelaten aan het neefje dat net zijn bachelor rechten op zak heeft. ‘Met de verhoging van de competentiegrens schaf je voor die zaken de belangrijkste tegenkracht af. De discussie met de minister had over de rol van de advocaat in de rechtspleging moeten gaan, en niet alleen over de kosten.’ In Engeland en Duitsland, zo leert zijn rechtsvergelijkend onderzoek, was dat nooit in die mate gebeurd: ‘Daar bestaat veel meer respect voor de balie.’
Het resultaat mist bovendien elk logica, meent Verkijk. ‘Mensen die procederen over een zaak met een belang van meer dan 25.000 euro gaan echt niet hobbyen, die nemen heus wel een advocaat in de arm. De verplichte procesvertegenwoordiging voegt daar juist niets toe, dat is betutteling. Wat resteert is een uitgehold procesmonopolie.’

Gedragscode
De verhoging van de competentiegrens van 5.000 naar 10.000 gulden, meer dan tien jaar geleden, heeft voor de burger niet altijd positief uitgepakt, en Verkijk vreest dat er met de nieuwe verhoging een herhaling zal optreden. ‘Toen gingen eisers bijvoorbeeld deurwaarders inschakelen. Die zijn misschien wel goedkoper – zolang ze het goed doen. Datzelfde kan nu gebeuren, of anderen kunnen in dat gat springen: advocaten die geschrapt zijn van het tableau, juristen die het nooit tot advocaat hebben weten te brengen of natuurlijk juristen bij rechtsbijstandsverzekeraars. Die laatsten werken in zoveel dossiers, dat ze minder geneigd zullen zijn net dat stapje extra voor een cliënt te doen, zoals je van een advocaat mag verwachten.’
De advocaat mag dan wel het best zijn toegerust om burgers bij te staan, maar dat wil niet zeggen dat ze dat nu altijd goed doen. Als het aan Verkijk ligt kan dat verder worden verbeterd. ‘De Gedragsregels kunnen worden uitgebreid met een bepaling over de wijze waarop advocaten hun cliënten adviseren. Advies geven is immers het belangrijkst wat een advocaat doet. Maar op dit moment hoeft een advocaat zijn cliënt niet te wijzen op alternatieve procedures en kan hij volstaan met beperkte informatie over de kansen van de procedure en de kosten. Wordt hij verplicht tot een vollediger advies, dan kun je voorkomen dat cliënten achteraf zeggen: déze uitkomst had ik niet verwacht.’
Ook adviseert Verkijk in zijn proefschrift dat de cliënt een betere positie krijgt tegenover zijn advocaat. ‘Het is immers zíjn zaak, hij draagt de gevolgen van de uitspraak. Advocaten hebben de neiging elkaar uitstel te geven in een zaak of elk mogelijk incident op te werpen. Zijzelf hebben daar belang bij, maar dat is niet altijd in het belang van de cliënt. Als de cliënt meer dominus litis is, zullen processen efficiënter verlopen.’

• Mr. Richard Verkijk, De advocaat in het burgerlijk proces, Den Haag: Boom Juridische uitgevers, ISBN 978 90 897 4347 3, 872 pagina’s, € 95.

Michel Knapen, journalist

Advertentie