De strafrechtelijke mogelijkheden om op te treden tegen krakers zijn beperkt, en het is onduidelijk of de nieuwe anti-kraakwet een eind zal maken aan het kraken. Daarom is het van belang dat tot nu toe de civielrechtelijke opties niet goed worden overzien. De civiele ontruimingsprocedure is niet zo traag als soms wordt verondersteld.
Krakers zien het in bezit nemen van panden tegen de wil van de eigenaar als maatschappelijk protest tegen speculatie op de woningmarkt en ongerechtvaardigde leegstand. Rond 1970 bereikten kraakacties in Nederland een hoogtepunt. Niet alleen was er sprake van kraken op grote schaal, maar vooral de ontruimingsacties, waarbij de politie de Mobiele Eenheid inschakelde, kregen veel aandacht. Na een betrekkelijk rustige periode staat het kraken tegenwoordig weer meer in de belangstelling. Tot voor kort kon de eigenaar van een gekraakt pand via strafrechtelijke weg een einde maken aan onrechtmatige inbezitneming. De Hoge Raad heeft op 9 oktober 20091 beslist dat de bestaande wetgeving geen legitimatie vormt voor een strafrechtelijke ontruiming.2 Inmiddels is het initiatiefwetsvoorstel Kraken en Leegstand de Tweede Kamer gepasseerd, waarbij in art. 551a Sv een wettelijke bevoegdheid is opgenomen voor de ontruiming van personen en goederen. Het laat zich aanzien dat de strafrechtelijke ontruimingsbevoegdheid in kraakzaken spoedig in de wet zal worden opgenomen. Komt daarmee een eind aan het kraken?3
Ik bezie in deze bijdrage de civielrechtelijke aanpak en ga vooral in op de mogelijkheden van het kort geding. Daarbij zal ik aanknopen bij de stelling van Iwan Appel eerder in dit blad: ‘De enige mogelijkheid voor de eigenaar om krakers eruit te krijgen, is een dure en trage civiele procedure bij de rechtbank, waarbij de eigenaar bovendien een spoedeisend belang aan moet tonen: hij moet op korte termijn concrete plannen hebben met het pand.’4
Traag?
Een eigenaar kan de ontruiming van de krakers vorderen in een bodemprocedure en in een kort geding. De grondslag in beide procedures is het onrechtmatig gebruik van de kraker en daarmee de onrechtmatige daad. Het voeren van een bodemprocedure kan het begin betekenen van een langdurige en kostbare procesgang. Veelal zal de eigenaar sneller willen optreden. Bij een adequate aanpak door de eigenaar zal dan vervolgens moeten worden beoordeeld of er daadwerkelijk sprake is van een spoedeisend karakter.
Nadat de concept kort-gedingdagvaarding per fax bij de unit kort geding van de rechtbank is ingediend, ontvang ik meestal de volgende dag en soms een dag later de behandeldatum. De behandeling vindt in het algemeen niet later dan drie of vier weken daarna plaats. De gebruikelijke termijn waarop de uitspraak volgt, bedraagt circa een week nadat de zaak ter zitting is behandeld. Onder speciale omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer de woning recent is gekraakt terwijl de koper enige dagen later de woning, direct na notarieel transport, wenst te betrekken, is de rechtbank bereid de behandeling en uitspraak af te wikkelen binnen een week. Een voorbeeld: de woning werd gekraakt op 9 december 2009, de dagvaarding werd betekend op 10 december 2009 en behandeling en vonnis dateren van 11 december 2009. De ontruiming werd toegewezen op 11 december 2009 terwijl de in art. 555 Rv vermelde termijn werd gesteld op nihil.5
Een civiele ontruimingsprocedure in kort geding is, mits zorgvuldig voorbereid, vrij eenvoudig en zal niet zelden leiden tot een ontruimingsvonnis. Dat krakers in kort geding hun standpunten moeten kunnen uiteenzetten, is evident. Zo werd recent door krakers – die in augustus 2009 appartementen hadden gekraakt – met vrucht verweer gevoerd in een kort geding dat betrekking had op appartementen die sinds 2006 niet meer werden bewoond. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eigenaar weliswaar renovatiewerkzaamheden had verricht, maar in een zodanig traag tempo dat onvoldoende aannemelijk was geworden dat de appartementen spoedig op de markt zouden komen. Gelet op de kans dat bij toewijzing van de gevorderde ontruiming de appartementen leeg zouden blijven staan, oordeelde de voorzieningenrechter dat derhalve het spoedeisend belang ontbrak. De ontruiming werd afgewezen.6
Volgens Gedragsregel 3 dient de advocaat zich voor ogen te houden dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een proces. De procedure kan duur worden gemaakt indien de advocaat die voor de krakers optreedt, Gedragsregel 3 laat voor wat die is en een bedenkelijk verweer voert – zoals in de volgende twee gevallen.
Er wordt tegen krakers van studentenwoningen een kort geding aangespannen. De advocaat van de krakers stelt ter zitting dat zij niet begrijpt waarom de studentenwoningen die zijn gekraakt, moeten worden ontruimd, aangezien ook haar cliënten studenten zijn. Bij ondervraging van de krakers door de Voorzieningenrechter blijkt dat geen van alle student is. De ontruiming wordt toegewezen. En wat te denken van een advocaat die in maart 2009 het spoedeisend belang betwist op grond van een vonnis van de Voorzieningenrechter van 10 april 2008, maar onvermeld laat dat die uitspraak door het hof op 21 oktober 2008 was vernietigd?7
Spoedeisend belang
Over de vraag of er sprake is van een spoedeisend belang laat recente jurisprudentie het volgende beeld zien.
De eigenaar stelt dat winkel en kantoor regelmatig worden gebruikt. De bovenwoning wordt gebruikt voor opslag van goederen en meubels. Het pand wordt gekraakt. De eigenaar stelt dat het pand niet geschikt is voor permanente bewoning. Het pand is onverzekerd en staat te koop. De aanwezigheid van krakers vormt een belemmering bij verkoop en bezichtiging. De aanwezigheid van krakers heeft onmiskenbaar invloed op de waarde en verkoopbaarheid. Ontruiming wordt toegewezen (Voorzieningenrechter Rb. Den Haag 31 december 2008, LJN: BG8660).
Krakers hebben een gerenoveerde woning van een corporatie gekraakt terwijl die woning in de verkoop stond. De Woningbouwvereniging heeft het recht de woningen gedurende een redelijke termijn (in dit geval acht maanden) leeg te laten staan, althans in gebruik te geven aan een kraakwacht om te trachten de woningen te verkopen. Ontruiming wordt toegewezen (Voorzieningenrechter Rb. Amsterdam 2 maart 2009, LJN: BI0700).
In het geval van een andere gekraakte woning van een corporatie die te koop stond, oordeelt de voorzieningenrechter dat voldoende aannemelijk is dat een woning moeilijker te verkopen is met krakers erin – hoe netjes zij die woning ook bewonen – reeds omdat de aanwezigheid van krakers de koper voor onzekerheden stelt. De corporatie zal de woning, indien niet verkocht binnen zes maanden opnieuw verhuren. Ontruiming wordt toegewezen (Voorzieningenrechter Rb. Amsterdam 14 januari 2010, zaaknr. 445763/KG ZA 09-2694).
Appel stelt dat het dikwijls schort aan concrete plannen en dan is er dus geen sprake van een spoedeisend belang.8 Uit de door mij vermelde jurisprudentie blijkt dat ook de intentie van een corporatie om tot verkoop te willen overgaan van een woning die gekraakt is, kan worden gekwalificeerd als een spoedeisend belang.
Veelal toegewezen
De recente jurisprudentie overziende, waarvan hier slechts enkele voorbeelden zijn genoemd, kan worden geconcludeerd dat de ontruimingsvordering in kort geding veelal wordt toegewezen indien de eigenaar van de onroerende zaak daarbij een spoedeisend belang heeft: renovatie, sloop gevolgd door nieuwbouw en verkoop worden daaronder begrepen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de ontruiming niet tot ongerechtvaardigde leegstand mag leiden.9 De eigenaar die op korte termijn concrete plannen heeft, kan in een niet-kostbare en snelle civiele procedure tegen krakers een ontruimingstitel verkrijgen.
De politie zet bij de ontruiming van kraakpanden veelal de Mobiele Eenheid in. Dat geschiedt in Amsterdam ongeveer eens per kwartaal. Tussen de eigenaar die beschikte over een ontruimingsvonnis en de politie ontstond in 2007 discussie over het tijdstip van ontruiming. In dat geding is beslist dat de burgemeester als hoofd van de politie in beginsel de rechtsplicht heeft om mee te werken aan de uitvoering van ontruimingsvonnissen.10 Wel komt de gemeente een zekere beleidsvrijheid toe ten aanzien van de wijze en het tijdstip waarop assistentie bij ontruiming moet worden verleend.11
Geen ander ontruimingsbeleid
Als concrete plannen ontbreken, kan er civielrechtelijk niet worden ontruimd (en zal overigens ook onder de huidige strafwetgeving de politie haar medewerking weigeren). Overigens hanteert de Gemeente Amsterdam de beleidslijn dat bij de medewerking aan de uitvoering van civiel-rechtelijke ontruimingsvonnissen eerst wordt nagegaan of de intenties van de eigenaar nog dezelfde zijn als tijdens de rechtszitting naar voren gebracht. Dit lijkt me onjuist: als de rechter heeft gesproken mag de burgemeester niet het vonnis herijken voordat hij voldoet aan zijn rechtsplicht.12
Kortom, waar geen ongerechtvaardigde leegstand is te verwachten kan de eigenaar op grond van de vaste jurisprudentie via een procedure in kort geding een ontruimingsvonnis bewerkstelligen gevolgd door de daadwerkelijke ontruiming. Men kan zich de vraag stellen of de Tweede Kamer het gehele civielrechtelijke speelveld heeft overzien waarop kraken, procederen en ontruimen plaatsvinden.
Als de strafrechtelijke anti-kraakwet in werking treedt, constateer ik met Appel dat er in theorie een eind komt aan het kraken. Het komt mij echter voor dat in redelijkheid van de burgemeesters niet kan worden verlangd dat zij een ander beleid zullen gaan voeren dan waarvan thans sprake is, althans sprake was vóór de uitspraak van de Hoge Raad op 9 oktober 2009. Ik verwacht dat het overheidsbeleid bij strafrechtelijke ontruimingen niet substantieel zal veranderen.
(Ed van der Hoeden, advocaat te Amsterdam)
Noten
1. Hoge Raad 9 oktober 2009, LJN: BJ1254.
2. Ik verwijs voor een nadere uiteenzetting daarover naar het artikel van mr. H.J. Mone en mr. N. Ekers, ‘Kraken en leegstand: genezen en voorkomen’, in: TBR 2010/20.
3. Terecht merkt Iwan Appel op dat in theorie een einde aan het kraken zal komen maar dat het nog maar de vraag is wat er in de praktijk zal gebeuren; Iwan Appel, ‘Strafrechtelijke ontruimingsbevoegdheid geregeld Nu de praktijk nog’, in: Advocatenblad 2009-16, 24 december 2009, p. 708v.
4. Zie voor het artikel van Appel noot 3.
5. Vonnis voorzieningenrechter Amsterdam 11 december 2009, zaaknr. 445692/KG ZA 09-2689.
6. Vonnis voorzieningenrechter Amsterdam 29 oktober2009, LJN: BK6078.
7. Zie het hierna vermelde vonnis Voorzieningenrechter Rb. Amsterdam 2 maart 2009, LJN: BI0700.
8. Zie noot 3.
9. LJN: BJ6136, BH5760, BH9038, BI2374, BI7758, BJ6871, BJ7614, BK3720, BK7233, BK8654 en BL1044.
10. Voorzieningenrechter Amsterdam 10 mei 2007, zaaknr. 369248/KG ZA 07-842, NJF 2007, 270.
11. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar mijn bijdrage in De gedwongen ontruiming (Van der Hoeden, Vlastuin en Wisseborn), Amsterdam 2009, Uitgeverij Paris.
12. Zie verder voor deze kwestie de bijdrage genoemd in noot 11.