Feiten
Op 1 april 2006 heeft op de rijksweg een aanrijding plaatsgevonden tussen een door klager en een door de echtgenote van mr. X bestuurde auto, waarbij zowel klager als de echtgenote van mr. X letsel heeft opgelopen. De bestuurders hebben elkaar over en weer aansprakelijk gesteld voor de uit het ongeval voortvloeiende schade. In het kader van de civiele zaak wordt de echtgenote van mr. X bijgestaan door een kantoorgenoot van mr. X. Daarnaast is de echtgenote van mr. X ook strafrechtelijk vervolgd voor veroorzaking van het ongeval. In deze strafzaak wordt zij bijgestaan door een niet aan het kantoor van mr. X verbonden advocaat. Ook mr. X is als advocaat opgetreden voor zijn echtgenote. Volgens hem is zijn rol als advocaat echter beperkt tot het vergaren van relevante informatie ter verdediging van zijn echtgenote in de strafzaak en ter behartiging van haar belangen in de civiele zaak.
Omdat de echtgenote van mr. X in de strafzaak – onder meer – letsel door schuld ten laste was gelegd, heeft mr. X zich bij op het briefpapier van zijn advocatenkantoor gestelde brief van 9 november 2006 gericht tot het bestuur van voetbalvereniging Y. Het was mr. X bekend geworden dat klager na het ongeval lid geworden was van voornoemde voetbalvereniging en mr. X wilde met deze brief informatie inwinnen over de fysieke activiteiten van klager.
De brief van 9 november 2006 bevat de navolgende tekst:
‘Geacht bestuur, Uit informatie van de KNVB blijkt dat klager [bew.] op 7 juni jl. lid is geworden van uw voetbalvereniging.
Op uw site geeft u aan dat u hem als nieuwe keeper heeft verwelkomd. In het kader van het voeren van een gerechtelijke procedure verneem ik gaarne uiterlijk binnen vijf dagen na heden van u of, en zo ja wanneer, klager [bew.] in de maanden juni, juli en augustus 2006 voor uw vereniging heeft gespeeld/getraind c.q. als keeper is opgetreden. Mocht u onverhoopt niet bereid zijn de gevraagde informatie aan mij te verschaffen zo zal ik u als getuige doen oproepen. In afwachting van uw spoedige berichten, tekent,
hoogachtend,
mr. X [bew.]’
De voetbalvereniging heeft de brief van mr. X niet beantwoord, maar na ontvangst in handen gesteld van klager en zijn raadsman.
De klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven het volgende in.
Met zijn brief van 9 november 2006 aan de voetbalvereniging Y heeft mr. X in tweeërlei opzicht gehandeld in strijd met de door advocaten in acht te nemen betamelijkheid:
– mr. X heeft op dreigende toon informatie over een privéaangelegenheid van klager gevraagd terwijl die met de schuldvraag in kwestie niets te maken had;
– mr. X heeft bij derden de indruk gewekt dat klager iets op zijn kerfstok had.
Overwegingen van de raad
Met betrekking tot de klacht heeft de raad, kort weergegeven, geoordeeld dat het mr. X in beginsel vrij stond om in het kader van de belangenbehartiging van zijn echtgenote de informatie in te winnen die hij nodig achtte. Vanuit dit standpunt komt het de raad evenmin onredelijk voor dat mr. X zich tot de voetbalvereniging van klager heeft gewend teneinde bepaalde informatie over het letsel van klager in te winnen.
Niettemin heeft de raad geoordeeld dat mr. X met de betreffende brief de grenzen van hetgeen hem als een behoorlijk advocaat betaamt, heeft overschreden. Volgens de raad is de toon van de brief zodanig dat deze agressief bij de ontvanger moet zijn overgekomen, terwijl bovendien de indruk werd gewekt dat klager bij een minder aangename kwestie betrokken was. De raad meent dat het op de weg van mr. X had gelegen om de omstandigheden van het geval waarover mr. X inlichtingen vroeg, nader uiteen te zetten, zodat elke verkeerde indruk ten aanzien van klager zou zijn voorkomen. De raad acht derhalve de klacht gegrond doch ziet in de gegeven omstandigheden – met name de beperkte ernst van de gewraakte handelwijze – geen reden om een maatregel aan mr. X op te leggen.
Beslissing van de raad
De klacht wordt gegrond bevonden zonder het opleggen van een maatregel.
Grief
Tegen dit oordeel van de raad heeft mr. X als grief aangevoerd dat de inhoud van de betreffende brief niet als agressief of anderszins onbehoorlijk kan worden gekwalificeerd. Ook betwist mr. X dat de brief de indruk wekt dat klager bij een minder aangename kwestie betrokken is. Mr. X stelt dat hij om tactische redenen het schetsen van de omstandigheden van het geval in de brief bewust achterwege heeft gelaten: volgens mr. X was de brief gericht aan een belangrijke getuige in de strafzaak van zijn echtgenote. Om die reden meent mr. X dat de voetbalvereniging niet op voorhand geïnformeerd diende te worden omtrent het doel van de in de brief gestelde vraag.
Overwegingen van het hof
De grief van mr. X slaagt. Het hof stelt voorop dat een advocaat grote vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt en dat deze vrijheid in beginsel niet ten gunste van een wederpartij mag worden ingeperkt, tenzij de belangen van de wederpartij door het handelen van de advocaat nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Meer concreet betekent dit dat het hof de vraag moet beantwoorden of mr. X zich met de betreffende brief heeft uitgelaten op een wijze die in strijd is met de tegenover klager in acht te nemen zorgvuldigheid.
Anders dan de raad is het hof van oordeel dat mr. X met de weergegeven uitlatingen de grenzen die door de norm van art. 46 Advocatenwet worden gesteld aan de hem als advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte toekomende vrijheid, niet heeft overschreden. Ten behoeve van het voeren van verweer in de straf- en aansprakelijkheidszaak heeft mr. X het van belang geacht bij de voetbalvereniging van klager informatie in te winnen over de (mate van) deelname van klager aan het voetbalspel. Het stond mr. X vrij zich met dat doel rechtstreeks tot de voetbalvereniging van klager te wenden. Van de door mr. X in zijn betreffende brief gebezigde bewoordingen gaat niet een zodanige dreiging uit dat sprake is van een tuchtrechtelijk ontoelaatbare toonzetting. Dat het verzoek bij de ontvanger vragen zou kunnen oproepen met betrekking tot de in de brief genoemde gerechtelijke procedure en de betrokkenheid van klager daarbij, brengt nog niet mee dat mr. X daarover en over de achterliggende reden van zijn verzoek nadere mededelingen had behoren te doen. Dit zou mogelijk anders liggen indien, zoals klager mr. X verwijt, door de inhoud van de brief de indruk zou worden gewekt dat klager iets op zijn kerfstok had, doch de neutrale formulering van het verzoek geeft daartoe geen aanleiding.
Beslissing van het hof
Het hof vernietigt de beslissing van de raad en, opnieuw rechtdoende, verklaart de klacht ongegrond.