Raad van discipline Amsterdam, 10 november 2009 (LJN YA0115)
De grenzen van de beleidsvrijheid van de deken bij het onderzoek naar en het in behandeling nemen van klachten.
Advocatenwet art. 46 (6 Tuchtprocesrecht)
Klacht en verzet
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat mr. X in hoedanigheid van deken, in strijd met art. 46 Advocatenwet, de raad van discipline heeft misleid door onder andere een incorrecte samenvatting te geven van de klacht en geweigerd heeft een persoonlijke visie te geven.
Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de plaatsvervangend voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard, omdat de plaatsvervangend voorzitter heeft miskend dat mr. X:
• geen onderzoek heeft gedaan naar de feiten;
• geen concrete vragen heeft gesteld aan de deken in het arrondissement A. over de omvang van de door klager gesignaleerde belastingfraude; •
zich niet verdiept heeft in de onderliggende casus.
Samengevat komt het erop neer dat klager mr. X verwijt dat mr. X zich niet verdiept heeft in het onderliggend geschil.
Beoordeling
Uitgangspunt is dat wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat het advocatentuchtrecht voor hem blijft gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (i.e. misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
In onderhavige zaak is aan de orde de taak van de deken om onderzoek te doen naar bij de deken binnengekomen klachten tegen de voormalige en huidige deken in het arrondissement Z. De deken heeft beleidsvrijheid ten aanzien van de wijze waarop hij bezwaren onderzoekt en in behandeling neemt. Deze vrijheid is niet onbegrensd. Die vrijheid kent zijn begrenzing zoals hiervoor is aangegeven.
De wijze waarop mr. X onderzoek heeft gedaan is, blijkens de stukken, niet tuchtrechtelijk laakbaar. Mr. X heeft met zijn handelen op begrijpelijke en passende wijze de wettelijke taken van een deken uitgeoefend. Niet is gebleken dat mr. X een incorrecte samenvatting van de klacht zou hebben gegeven. Het geven van een persoonlijke visie op een klacht valt onder de vrijheid die een deken heeft bij het onderzoek naar een klacht. Het niet geven van een persoonlijke visie is niet tuchtrechtelijk laakbaar.
Klager kent blijkbaar andere dan de hiervoor geschetste taken aan een deken toe. Het behoort echter niet tot de taak van een deken om zich te verdiepen in het onderliggend geschil dat partijen verdeeld houdt, zodat het niet stellen van vragen aan derden met betrekking tot de inhoud van het geschil niet aan mr. X kan worden verweten.
Beslissing
Verklaart het verzet ongegrond.