Hof van Discipline 11 januari 2010, LJN: YA 0253
Raad van Discipline Amsterdam 17 maart 2009

Advocaat is vriend behulpzaam bij het zich onttrekken aan de ten uitvoerlegging van een executoriaal vonnis door deurwaarder en politie.

–    Art. 46 Advocatenwet (2 Wat een behoorlijk advocaat betaamt; 2.1 Wat in het algemeen niet betaamt; 2.2 Bezwaren van de deken)
–    Gedragsregel 1

Feiten
In verband met de tenuitvoerlegging van executoriale titels, de mogelijkheid biedend tot lijfsdwang, met betrekking tot achterstallige alimentatie hebben klagers (politie en deurwaarder) zich vervoegd bij de (mogelijke) verblijfplaats van Y, een vriend van mr. X (voor wie hij op enig moment ook als advocaat had opgetreden). Mr. X, gealarmeerd door de vrouw van Y, ging poolshoogte nemen. Mr. X maakte zich aan politie en deurwaarder bekend als advocaat. De deurwaarder heeft mr. X gezegd dat op grond van art. 592 Rv zou worden overgegaan tot binnentreden, evenwel zonder te vermelden dat dat wetsartikel ziet op gijzeling. Mr. X heeft dat telefonisch aan Y gemeld en is vervolgens weggereden. Onderweg naar zijn kantoor werd mr. X door Y gebeld, die hem vroeg terug te komen. Teruggekomen hoorde mr. X dat klagers in afwachting waren van de komst van een slotenmaker. Na verder telefonisch overleg met Y heeft mr. X aangeboden de sleutels van de woning te gaan ophalen bij de vader van de cliënt. Daarop is mr. X naar zijn auto gelopen, die op het terrein naast het perceel en niet op slot stond. Mr. X trof zijn cliënt op de achterbank aan, startte de auto en reed weg, waarna hij werd tegengehouden door de politie. Toen bleek dat de cliënt zich op de achterbank verstopt had.

Klacht en dekenbezwaar
Klacht: mr. X is zijn cliënt behulpzaam geweest bij het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een executoriaal vonnis door deurwaarder en politie.
Dekenbezwaar: mr. X heeft zijn cliënt in de gelegenheid gesteld zich te onttrekken aan ambtshandelingen die door een gerechtsdeurwaarder en door politiefunctionarissen dienen te worden verricht, waardoor de gerechtsdeurwaarder en de politie belemmerd werden in de uitoefening van hun wettelijke functie.

Raad
Door zijn handelen heeft mr. X het vertrouwen in de beroepsuitoefening van de advocaat geschaad. Dat oordeel is gebaseerd op het feit dat mr. X Y in de gelegenheid heeft gesteld zich te onttrekken aan ambtshandelingen die door de deurwaarder en de politie dienden te worden verricht, zulks terwijl mr. X zich ervan bewust was wat het doel was van die ambtshandelingen en wat de wettelijke bevoegdheden van de functionarissen in kwestie waren. Met de deken is de raad van oordeel dat het hier om een ernstige aangelegenheid gaat waarbij het vertrouwen van derden, en in het bijzonder het vertrouwen dat politie en deurwaarder in de uitoefening van hun functie moeten kunnen stellen in een advocaat, is beschadigd. Mr. X heeft derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht alsmede het dekenbezwaar zijn gegrond. Bij het vaststellen van de nader te noemen maatregel heeft de raad meegewogen dat mr. X geen blijk heeft gegeven de ernst van zijn handelen in te zien.

Beslissing raad
Legt aan verweerder de maatregel op van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier maanden.

Hof
Het hof is overtuigd dat, anders dan mr. X stelt, in de tussen hem en Y gevoerde telefoongesprekken is afgesproken dat mr. X zou trachten Y ongemerkt per auto af te voeren van de plaats waar de deurwaarder en de politie zich ophielden. Dat de vluchtpoging was beraamd, vindt steun in de feitelijke omstandigheden van het geval.
Daaruit volgt dat mr. X heeft getracht een persoonlijke ontmoeting tussen Y en de deurwaarder te verhinderen, terwijl mr. X zich ervan bewust was dat de deurwaarder een zodanige ontmoeting onontbeerlijk achtte voor de richtige uitvoering van de voorgenomen ambtshandelingen. Dat mr. X, naar hij stelt, niet tevens wist dat de deurwaarder een persoonlijke ontmoeting met de cliënt van mr. X onontbeerlijk achtte, omdat hij voornemens was die cliënt in gijzeling te nemen, doet daaraan niet af.
Er is sprake van opzet bij mr. X, gericht op het belemmeren van de uitvoering van ambtshandelingen. Daaraan voegt het hof toe dat het een elementair beginsel van de rechtsstaat is dat onherroepelijke rechtelijke uitspraken en de ten uitvoerlegging daarvan door eenieder worden gerespecteerd. Juist advocaten dienen de beginselen van de rechtsstaat hoog te houden. Door te trachten de tenuitvoerlegging van de onderhavige titels te frustreren op de wijze als mr. X heeft gedaan, heeft mr. X het vertrouwen in de advocatuur zeer ernstig geschaad.

Beslissing hof
Bekrachtigt de beslissing van de raad.

Advertentie