Raad van Discipline Arnhem 22 februari 2010, LJN: YA0458
Advocaat leent geld van zijn cliënte en betaalt dat ondanks herhaalde toezegging niet terug.
– Art. 46 Advocatenwet (1 De zorg voor de cliënt; 1.4.3 Tekortkoming; 1.4.3.1 Financiële verhouding)
– Gedragsregels 1 en 2 lid 1
Feiten
Mr. X is door zijn voormalig compagnon in rechte betrokken voor een schadevordering van circa € 40.000. De oud-compagnon heeft ter zake conservatoir beslag laten leggen op het woonhuis en de bankrekening van mr. X. Mr. X trachtte zijn aldus ontstane liquiditeitsproblemen op te lossen door van een cliënte een bedrag van € 21.500 te lenen.
De cliënte heeft de bemiddeling van de deken ingeroepen, omdat mr. X geen zekerheid bood ten aanzien van de exacte datum van terugbetaling, terwijl ook geen afspraak was gemaakt ten aanzien van de te vergoeden rente. In een gesprek met mr. X heeft de deken zijn zorg geuit over de toestand van de praktijk en mr. X verzocht hem daaromtrent de nodige informatie te verschaffen. Bovendien is tussen mr. X en zijn cliënte ten overstaan van de deken afgesproken dat mr. X het geleende bedrag op een bepaalde datum zou terugbetalen. Die afspraak is door de deken schriftelijk bevestigd. Mr. X is de afspraak niet nagekomen. Tegenover zijn cliënte heeft mr. X de afspraak in twijfel getrokken en te kennen gegeven dat hij een nader voorstel wil doen. In overleg met de deken heeft de cliënte ingestemd met een latere aflossing van de lening. Betaling heeft niet plaatsgevonden. Bovendien liet mr. X na ondanks herhaaldelijk verzoek de deken te informeren over de toestand van de praktijk van mr. X. Voorts heeft mr. X in voor de betreffende cliënte gevoerde procedures beroepsfouten gemaakt. Niet is duidelijk geworden of mr. X zijn nalaten bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft gemeld en evenmin of hij afspraken heeft gemaakt over de extra kosten die met de door zijn beroepsfouten noodzakelijke appèlprocedures zijn gemoeid.
Tot slot heeft mr. X niet – althans niet tijdig – het CCV-formulier ingediend.
Verzoek deken
Primair: mr. X met onmiddellijke ingang te schorsen in de uitoefening van de praktijk, dan wel die voorzieningen te treffen die de raad geboden acht.
Subsidiair: mr. X te schorsen in de uitoefening van de praktijk op de voet van art. 60b Advocatenwet.
Overwegingen raad
Het primaire verzoek van de deken dient getoetst te worden aan art. 60ab lid 1 Advocatenwet, waar de wetgever heeft willen voorzien in de mogelijkheid van het spoedshalve schorsen van een advocaat jegens wie een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten waardoor enig door art. 46 beschermd belang zeer ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad.
Er is sprake van een zodanige – dreigende – schade bij of als gevolg van het handelen en vooral ook nalaten van mr. X.
Niet alleen heeft mr. X zijn onafhankelijkheid jegens zijn cliënte in gevaar gebracht door van haar een zeer substantieel geldbedrag te lenen – iets wat hij (bijzondere bijkomende omstandigheden daargelaten; daarvan is niet gebleken) nooit had mogen doen; tevens heeft hij bij herhaling zijn toezeggingen tot terugbetaling aan haar geschonden en is het bedrag nog steeds niet terugbetaald; hij heeft in voor haar behandelde zaken meerdere malen beroepsfouten gemaakt; hij heeft geen afspraken gemaakt over de daaruit voor haar mogelijk voortgevloeide meerkosten; hij heeft nagelaten en blijft nalaten aan de deken inzicht te verschaffen in de financiële positie van zijn praktijk, en het ernstige vermoeden blijft bestaan dat zijn liquiditeit tekortschiet om aan zijn lopende verplichtingen te kunnen voldoen.
Onder deze omstandigheden moet gevreesd worden dat mr. X zijn cliënten niet langer de vereiste zorg kan bieden en zijn verplichtingen uit hoofde van de toepasselijke verordeningen niet kan nakomen.
Meerdere door art. 46 Advocatenwet beschermde belangen dreigen ernstig te worden geschaad; ten minste één van deze belangen is dat reeds.
Om reden van dit alles zal de raad het primaire verzoek van de deken honoreren onder de bepaling van een termijn waarbinnen de deken zijn bezwaren tegen mr. X schriftelijk ter kennis van de raad dient te brengen.
Beslissing raad
Schorst mr. X met onmiddellijke ingang in de uitoefening van de praktijk en bepaalt dat de deken de aan het onderhavige verzoek ten grondslag gelegde bezwaren binnen zes weken ter kennis van de raad brengt op straffe van verval van deze beslissing.