Raad van Discipline Amsterdam, 16 juni 2010, LJN YA0715

Met uitlatingen als ‘geestelijke (kinder)mishandeling’ en ‘zonneklaar instabiele moeder’ heeft mr. X de grenzen van fatsoenlijkheid en redelijkheid overschreden

– Advocatenwet art. 46 (3 Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij)

Feiten
Klaagster en haar ex-partner zijn gedurende 4,5 jaar verwikkeld in 14 procedures betrekking hebbend op het minderjarige kind van partijen. Mr. X staat laatstelijk de ex-partner in deze procedures bij.

Klacht
Mr. X heeft onwaarheden geponeerd en grievende uitlatingen gedaan in processtukken in de verschillende procedures die hij namens zijn cliënt tegen klaagster aanhangig heeft gemaakt.

Overwegingen
De advocaat van de wederpartij geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid te beknotten. Anderzijds brengt die vrijheid niet mee dat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt op ontoelaatbare wijze mag schaden. De advocaat dient zich voorts niet onnodig grievend over de wederpartij uit te laten en hij mag geen feiten poneren waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn.
Dat laatste kan de raad niet vaststellen, maar de raad kan wel beoordelen of mr. X onnodig grievend is geweest in zijn uitlatingen jegens klaagster. Ter zitting is reeds gebleken dat mr. X van mening is dat zijn woordkeuze op een enkel punt in de processtukken onvoldoende zorgvuldig is geweest. Zo stelt hij zelf dat hij achteraf bezien te vaak het woord ‘ziekelijk’ gebruikt heeft.
Uit de in het klachtdossier opgenomen processtukken van de hand van mr. X is de raad gebleken dat mr. X zich veelvuldig bedient van vergelijkbaar gechargeerd taalgebruik en wel aldus dat sprake is van onnodig grievende uitlatingen, zeker nu er weinig of geen distantie van mr. X tot het standpunt van zijn cliënt uit blijkt. Als voorbeeld daarvan noemt de raad: “er is sprake van geestelijke (kinder)mishandeling” , “deze zonneklaar onstabiele moeder” en “de leugens, verdachtmakingen en insinuaties van de moeder” . De raad is van oordeel dat het belang van klaagster disproportioneel wordt geschaad, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
De klacht is dan ook gegrond voor zover deze ziet op de onnodig grievendheid van de uitlatingen van mr. X.
Ter zitting heeft mr. X kenbaar gemaakt dat de zaak hem persoonlijk ernstig raakt. De raad is van oordeel dat mr. X bij de behandeling van de zaak onvoldoende professionele distantie in acht genomen heeft, zeker in aanmerking genomen dat mr. X reeds 25 jaar advocaat is. Naar het oordeel van de raad heeft mr. X daarmee, met name gezien hetgeen hem in deze klachtzaak wordt verweten, de grenzen van het fatsoen en de redelijkheid overschreden.

Beslissing
Verklaart de klacht gegrond en legt aan mr. X de maatregel van berisping op.

Advertentie