Hof van Discipline 5 juni 2009, nr. 5369
Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch 1 december 2008
Het openbaar belang bij een goede rechtspleging verzet zich ertegen dat een advocaat een rechter willens en wetens verstoken laat van informatie waarvan de advocaat weet of moet weten dat deze wezenlijk is voor de oordeelsvorming van de rechter.
– Art. 46 Advocatenwet (4.1 Rechters)
– Gedragsregel 30
Feiten
Klager verwijt verweerder dat deze in een door hem bij de voorzieningenrechter te Amsterdam ingediend beslagrekest geen melding heeft gemaakt van een vonnis van de rechtbank te Y in de bodemprocedure, waarbij de vorderingen van zijn cliënte werden afgewezen. Daarnaast heeft mr. X voor de betreffende rechter verzwegen dat de voorzieningenrechter van de rechtbank te Y een eerder aangevraagd verlof voor hetzelfde beslag (mede gelet op het vonnis in de bodemprocedure) niet heeft verleend. Mr. X heeft, door onjuiste informatie aan de betreffende rechter te verschaffen en opzettelijk voor de gevraagde beslissing van belang zijnde feiten te verzwijgen, de rechter bewust misleid.
Beoordeling raad
Uit de overgelegde stukken moet worden afgeleid dat mr. X op 1 oktober 2007 een beslagrekest heeft ingediend bij de voorzieningenrechter te Y en dat hij vervolgens op 2 oktober 2007 een beslagrekest heeft ingediend bij de voorzieningenrechter te Z. Op 8 oktober 2007 heeft de voorzieningenrechter te Y het verzoek zoals geformuleerd in het beslagrekest d.d. 1 oktober 2007 afgewezen. Op het moment dat mr. X overging tot het indienen van een beslagrekest bij de voorzieningenrechter te Z, was derhalve nog niet door de voorzieningenrechter te Y beslist op het beslagrekest d.d. 1 oktober 2007. De raad is dan ook van oordeel dat de klacht, namelijk dat mr. X in het beslagrekest dat is ingediend bij de voorzieningenrechter te Z heeft verzwegen dat de voorzieningenrechter van de rechtbank te Y een eerder aangevraagd verlof voor hetzelfde beslag niet had verleend, feitelijke grondslag mist. Dit onderdeel van de klacht moet dan ook als ongegrond worden afgewezen.
Klager heeft zich er voorts over beklaagd dat mr. X in het door hem bij de voorzieningenrechter te Z ingediende beslagrekest geen melding heeft gemaakt van het vonnis van de rechtbank te Y in de bodemprocedure, waarbij de vorderingen van zijn cliënt waren afgewezen. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, moet worden afgeleid dat mr. X van het vonnis d.d. 5 september 2007 van de rechtbank te R waarbij de vorderingen van zijn cliënten waren afgewezen, inderdaad geen melding heeft gemaakt in het beslagrekest dat hij heeft ingediend bij de voorzieningenrechter te Z, terwijl hij daarvan wel melding heeft gemaakt in het beslagrekest dat hij op 1 oktober 2007 heeft ingediend bij de voorzieningenrechter te Y. Mr. X heeft dit ook erkend.
De raad acht aannemelijk dat de voorzieningenrechter het verzoek zoals geformuleerd in het beslagrekest niet zou hebben ingewilligd – althans niet zonder meer zou hebben ingewilligd – indien door mr. X in het beslagrekest wel melding was gemaakt van dat vonnis en de inhoud daarvan. Mr. X heeft ook met zoveel woorden toegegeven dat hij juist om die reden dat vonnis niet heeft genoemd in het door hem ingediende beslagrekest. Gelet op het vorenstaande staat vast dat in het beslagrekest dat is ingediend bij de voorzieningenrechter in Z onjuiste informatie is verschaft aan de voorzieningenrechter, nu mr. X opzettelijk een voor de gevraagde beslissing van belang zijnd feit heeft verzwegen, zodat mr. X heeft bewerkstelligd dat zijn cliënte haar op de voet van art. 21 Rv bestaande verplichting om een voor de gevraagde beslissing van belang zijnd feit volledig en naar waarheid aan te voeren, heeft geschonden, terwijl mr. X zelf in strijd heeft gehandeld met Gedragsregel 30.
De raad is van oordeel dat al hetgeen mr. X heeft aangevoerd omtrent de belangen van zijn cliënt en de omstandigheden waaronder het beslagrekest moest worden ingediend, waaronder het door mr. X genoemde tijdgebrek, de handelwijze van mr. X niet rechtvaardigt. In dat verband overweegt de raad dat het openbaar belang dat is betrokken bij een goede, op bevordering van goede rechtspleging gericht zijnde, beroepsuitoefening van de advocaat niet toelaat dat de advocaat een rechter willens en wetens verstoken laat van informatie waarvan hij weet of moet weten dat deze wezenlijk is voor de oordeelsvorming van de rechter. De cliënte van klager is voorts door de handelwijze van mr. X benadeeld nu de cliënte van klager hierdoor werd gedwongen om rechtsmaatregelen te nemen en een kort geding te entameren.
Beslissing raad
De raad acht de klacht gedeeltelijk gegrond en legt aan mr. X de maatregel van berisping op.
Beslissing hof
Bekrachtigt de beslissing van de raad.