Raad van Discipline Arnhem 25 januari 2010, LJN: YA0326
Voorzitter Raad van Discipline Arnhem 25 september 2009

– Art. 46 Advocatenwet (3.3.1 Grievende uitlatingen; 3.3.2 Dreigementen)
– Gedragsregel 31

Feiten
Mr. X heeft gedurende enkele jaren een vrouw bijgestaan in het kader van een bewerkelijke echtscheidingsprocedure. Na afloop van een zitting is een woordenwisseling ontstaan waarbij de man, klager, zich denigrerend heeft uitgelaten tegenover de vrouw, cliënte van mr. X. Mr. X heeft vervolgens woorden van de volgende strekking jegens klager geuit: ‘Jij moet je vuile, vieze, gore bek houden, anders timmer ik hem dicht.’ Vervolgens is mr. X weggelopen.

Klacht
Mr. X heeft klager onheus bejegend en zich onnodig grievend uitgelaten, hetgeen in strijd is met wat een goed advocaat betaamt. Overwegingen voorzitter De voorzitter overweegt dat mr. X zich geuit heeft op een wijze die een advocaat niet betaamt. Niettemin oordeelt de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond, nu het gaat om een jarenlang slepend geschil waarbij de emoties hoog zijn opgelopen en mede gelet op de latere excuses van mr. X.

Overwegingen raad
Nu volgens de raad in confesso is dat de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden, is de klacht – en daarmee het verzet – gegrond. De later door mr. X gemaakte excuses doen niet af aan de klachtwaardigheid van zijn handelen.

Beslissing raad
Verklaart het verzet en de klacht gegrond en legt de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Advertentie