Hoe ziet het initiatief-wetsvoorstel Kraken en leegstand er inmiddels uit? De Eerste Kamer heeft zoveel kritische vragen gesteld over het kraakverbod en het instrumentarium om leegstand van gebouwen tegen te gaan, dat het voorstel beter kan worden afgewezen.

De Hoge Raad heeft eind vorig jaar bepaald dat een strafrechtelijke ontruiming dient te berusten op een in een formele wet neergelegde, expliciete bevoegdheid. Daarom is in het initiatief-wetsvoorstel Kraken en leegstand1 een nieuw art. 551a Sv opgenomen dat formeel wettelijke ontruimingsbevoegdheid geeft.2 Nadat op verzoek van de PVV het strafmaximum van zowel het kraken (vier maanden) als de huisvredebreuk (zes maanden) verhoogd was naar één jaar, is het voorstel op 15 oktober 2009 door de Tweede Kamer aangenomen.3
Inmiddels heeft op 10 december de vaste commissie van de Eerste Kamer voorlopig verslag uitgebracht,4 hebben de indieners op 8 februari 2010 de memorie van antwoord naar aanleiding van de vragen van de Kamercommissie genomen,5 en hebben op 18 februari de betrokken ministers schriftelijk geantwoord6 op vragen van de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft behoefte aan een tweede ronde. Alle fracties stelden veel kritische en fundamentele vragen over het kraakverbod en over het beoogde instrumentarium om leegstand van gebouwen, niet zijnde woningen, tegen te gaan. Deze vragen zal ik hierna bespreken. Daarom is de parlementaire behandeling geen gelopen race.

Strafrechtelijke kwesties
Is er niet een overgangsregeling nodig is en hoe verhoudt het voorgestelde kraakverbod zich tot art. 1 Sr? Immers, het wetsvoorstel beoogt ook bestaande kraaksituaties strafbaar te maken. De Eerste Kamerfracties richtten hun vragen niet alleen aan de initiatiefnemers, doch ook aan de regering. Volgens de regering is het niet in strijd met het legaliteitsbeginsel en het verbod op terugwerkende kracht om ‘wederrechtelijk vertoeven’ strafbaar te stellen.
De strafverhoging naar één jaar voor huisvredebreuk en kraken is volgens de initiatiefnemers bepaald naar aanleiding ‘van het gevoelen in de Kamer’. Maar een redenering waarom huisvredebreuk ineens tweemaal zo zwaar moet worden bestraft en kraken driemaal zo zwaar, wordt niet aangedragen. Waarom de aanvankelijke redenering dat het kraken van een leegstaande woning minder straf verdient dan de huisvredebreuk, wordt niet beantwoord.

Onderbouwing en uitvoering
De dragende redenering van het wetsvoorstel, dat het kraakverbod gerechtvaardigd is omdat ook maatregelen tegen leegstand worden genomen, ligt onder vuur. Omdat de wettelijke mogelijkheden om leegstand van kantoor- en winkelruimte aan te pakken, door de initiatiefnemers zijn geformuleerd als bevoegdheden die de gemeente kan aanwenden. Bovendien wijzen enkele fracties erop dat de huidige mogelijkheden om leegstand van woonruimte te beperken (gemeentelijke verordeningen) nauwelijks worden gebruikt.
Diverse fracties vragen naar de kosten en lasten van de uitvoering; in tijden van crisis ligt het voor de hand dat hier nog eens zeer kritisch naar wordt gekeken. Bovendien wil de Kamer weten wat de gevolgen zijn voor de anti-kraakbewoning, die in een groot deel van behoefte aan (tijdelijke) woonruimte in grote steden voorziet. Overigens zouden de juridische uitvoeringsproblemen bij de inzet van de leegstandsbestrijdingsinstrumenten wel eens een lawyers’ paradise voor vastgoedjuristen kunnen openen.

Afwijzen
De wens tot het scheppen van de noodzakelijke wettelijke basis voor de ontruimingsbevoegdheid van het OM mag er niet toe leiden dat dit voorstel ‘dan maar’ wordt aangenomen. Als het voorstel zou worden afgewezen kan reparatiewetgeving conform het voorgestelde art. 551a Sv in hoog tempo worden aangenomen. Tegen dít onderdeel zijn immers geen bezwaren gemaakt. Nu als mogelijk negatieve gevolgen van het voorstel een verharding van de kraakbeweging én een toename van de leegstand worden genoemd, dient de Eerste Kamer zich ernstig te beraden of het middel niet erger is dan de kwaal.

(O.P. van der Linden, advocaat te Utrecht)

Noten
1. Zie ook O.P. van der Linden en I.M. Redert, ‘Kraakverbod is erger dan de kwaal’, Advocatenblad 2009-6, 8 mei 2009 p. 236-241.
2. Kamerstukken II, 2008-2009, 31 560, nr 11, derde Nota van Wijziging. Het artikel luidt: ‘In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in de artikelen 138, 138a en 139 van het Wetboek van Strafrecht kan iedere opsporingsambtenaar de desbetreffende plaats betreden. Ze zijn bevoegd alle personen die daar wederrechtelijk vertoeven, alsmede alle voorwerpen die daar ter plaatse worden aangetroffen, te verwijderen of te doen verwijderen.’
3. De correcte tekst inclusief alle wijzigingen en aanvullingen is te vinden onder ‘Eerste Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 31 560, a’, en in te zien via de website van de Eerste Kamer.
4. EK, 2009-2010, 31 560, B.
5. EK, 2009-2010, 31 560, C.
6. EK, 2009-2010, 31 560, D.

Advertentie