Op 17 december 2010 waren er sneeuw en ijzel, een situatie die geknipt is voor deelname aan de experimentele Eerste Digitale Les. In je leunstoel met je laptop op schoot, in afwachting zijn van de dingen die komen gaan. Het zou over Algemene Voorwaarden gaan.
Waarvandaan de les precies werd gegeven is mij niet duidelijk geworden. Spreker was de welbespraakte en spitse denker Van Wechem, jarenlang bron van gedachtespeculaties in advocatenkring over wat men zich moet voorstellen bij ‘het wetenschappelijk bureau van Baker McKenzie’, en nadien onder meer organisator en lesgever in de vaderlandse opleidingsindustrie.1
Men kon geen moment de seance verlaten, zelfs bij een kort toiletbezoek moest de laptop mee. Want men mocht niet riskeren een van die cruciale momenten te missen waarop de spreker, zonder enige aankondiging vooraf, een code zou laten weten die men diende te noteren, om op het eind van de rit te kunnen aantonen dat men niet gespijbeld had; ook niet ‘eventjes’. Dan zouden de te verdienen opleidingspunten gevaar lopen! Ook zouden er ‘vragen’ worden gesteld, die men alleen zou kunnen beantwoorden als men erbij was geweest. Een aparte situatie derhalve, die, naar Bomans’ woord, de volle mens eiste.
Ik heb helaas niet alles kunnen volgen. Dovig worden is de geringste der ouderdomskwalen, en misschien is mijn geluidsapparatuur evenmin helemaal up-to-date. Zo kwam ik er niet achter welk woordje in 2004 uit art. 6:231a BW is gehaald; het is ettelijke malen genoemd maar voor mij telkens niet verstaanbaar. Het ging om de definitie van het begrip algemene voorwaarden. Latere navraag leerde dat het het woord ‘schriftelijke’ is. En vervolgens was er een ander, ook heel belangrijk woordje, te weten ‘of’, het komt naar ik vernam voor in een arrest van de Hoge Raad uit 1999, dat trendsettend is geweest voor een nieuwe norm. Maar hoe, en in welk opzicht, en welke norm hier bedoeld werd, het bleef me – en is nog steeds – een raadsel. Maar ik beloof u: ik kom erachter!
Het was voor het eerst dat ik van een ‘blauwe’ lijst hoorde, na de vanouds bekende zwarte en grijze lijst. Die blauwe is van Europese herkomst. Ik had daar wel eens iets over gelezen: de rechter mág ambtshalve toetsen als hij voldoende gegevens heeft om dat te kunnen doen; hij móét ambtshalve toetsen als hij álle gegevens daartoe beschikbaar heeft. Een ‘non possumus’ past wel in het eerste, niet in het tweede geval. Schrandere gedachte: hoe kómen ze erop!
Er was soms commentaar ‘vanuit de zaal’, maar dat was althans voor mij niet te verstaan. De spreker was over het algemeen zeer goed verstaanbaar. Op een enkel woordje na dus. Er was blijkbaar een mogelijkheid via de computer vragen te stellen en meningen te ventileren, maar hoe men dan te werk moest gaan is mij niet duidelijk geworden. Ik heb zowel teksten proberen in te spreken als in te toetsen, maar het werkte niet. Geen idee hoe dat moest. Dat is wel storend: anderen wisten het blijkbaar wel en maakten naar ik begreep bijna net zulke zinnige opmerkingen als ik naar ik veronderstel gemaakt zou hebben.
Pas toen de geleerde spreker uitgesproken was (en hij maakte zijn tijd helemaal vol!) kwamen de vragen die beantwoord moesten worden en het verzoek de (door mij braaf genoteerde) codes in te toetsen. Pas daarna kon de huiskamer worden betreden en de eerste borrel ingeschonken.
Het is wel duidelijk dat deze vorm van digitaliteit toekomst heeft. Een cursus niet voor tien deelnemers, zoals bij de inhouse trainingen, en niet voor twintig, als in de beschikbare zaaltjes en schoollokalen, maar voor honderden of zelfs duizenden alom in den lande. Zie ik hier niet een prachtige mogelijkheid voor de Orde aankomen? De innovatie dat deelname aan bepaalde seances, met datum en tijdstip van aanvang, verplicht wordt gesteld?
E.A.M. Santen, advocaat te Amsterdam
Noot
1. Navraag leert dat de cursus werd verzorgd door LawatWeb, een samenwerkingsproject van Boom Juridische uitgevers en Law@work, zie www.lawatweb.nl.