Raad van Discipline ’s-Gravenhage 21 september 2009

Bij het indienen van stukken in een procedure dient een advocaat rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van zijn wederpartij. Hij dient zijn cliënt te vragen naar de herkomst van bewijsmiddelen die hem overhandigd worden.
– Art. 46 Advocatenwet (3 Wat een behoorlijk advocaat betaamt tegenover de wederpartij; 3.2 Grenzen aan de vrijheid van handelen; 3.4 Jegens tegenpartij in acht te nemen zorg; 5.1 De regels die betrekking hebben op de juridische strijd);
– Gedragsregels 2 en 9 lid 1

Feiten
Mr. X behartigt de belangen van de voormalige echtgenote van klager in een alimentatieprocedure. Mr. X heeft bij de rechtbank stukken ingediend, onder andere brieven gericht en geadresseerd aan klager, alsmede bankafschriften van klager. Mr. X heeft éénmaal een telefoonnummer gebeld dat in de stukken vermeld staat. Dit bleek het nummer te zijn van een zekere mevrouw A, met wie klager bevriend is.

Klacht en verzet
Klager verwijt mr. X dat hij zich willens en wetens onbetamelijk heeft gedragen door:
a. stukken in het geding te brengen die op onrechtmatige wijze zijn verkregen;
b. betrokken te zijn bij de diefstal van de door A omschreven documenten zodat hij zich schuldig maakt aan heling;
c. mee te werken aan activiteiten die grenzen aan ‘stalking’;
d. de Gedragsregels 1, 29, 30 en 31 te overtreden.

Bij beslissing van 20 februari 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klachten kennelijk ongegrond verklaard.

Raad
Een advocaat dient bij het inbrengen van stukken in een procedure rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van zijn wederpartij. Dit brengt in civielrechtelijke procedures onder meer mee dat de advocaat zijn cliënt dient te vragen naar de herkomst van door de cliënt aan hem overhandigde bewijsmiddelen als hij moet vermoeden dat die bewijsmiddelen van diefstal van de wederpartij afkomstig zijn. Door dit na te laten danwel stukken in het geding te brengen waarvan hij weet of dient te weten dat deze van diefstal afkomstig zijn, handelt de advocaat niet zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
Mr. X heeft ter zitting verklaard zijn cliënt niet gevraagd te hebben naar de herkomst van de aan klager geadresseerde brieven. Nu het gaat om post die bestemd is voor klager en die dateert van na het beëindigen van de samenwoning met klager en de cliënte van mr. X, had het op de weg van mr. X gelegen om naar de herkomst van de stukken te vragen. Door dit niet te doen en de stukken toch te over leggen, heeft mr. X niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dat de civiele rechter de stukken desondanks heeft toegelaten tot de procedure, doet naar het oordeel van de raad niets af aan de toetsing in het tuchtrechtelijk kader.
Het verzet is derhalve gegrond en klachtonderdeel a is in zoverre gegrond.

Beslissing
Verklaart het verzet gegrond, verklaart klachtonderdeel a gegrond door de oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing. Verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Advertentie