Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch 21 april 2008
(mrs. Gimbrère-Straetmans, Van Dooren, Kneepkens, Luchman en Caudri)
Het verbod om zich tot de rechter te wenden nadat om een uitspraak is verzocht, is een elementair beginsel. Het argument daartoe genoodzaakt te zijn door aan de wederpartij toe te rekenen redenen legitimeert zo’n handeling in elk geval niet indien de advocaat mogelijkheden onbenut heeft gelaten die hem vóór het verzoeken van een uitspraak ten dienste stonden.
– Art. 46 Advocatenwet (5.1 Regels die betrekking hebben op de juridische strijd)
– Gedragsregel 15
Feiten
Mr. X had namens zijn cliënte een kort geding aangespannen tegen een cliënte van klager. De zitting in dit kort geding heeft op 18 juli 2008 bij de rechtbank te C plaatsgevonden. Klager beriep zich op de onbevoegdheid van de voorzieningenrechter op grond van een tussen partijen geldende arbitrageovereenkomst. Na afloop van de mondelinge behandeling is door partijen aan de voorzieningenrechter gevraagd vonnis te wijzen. De zitting is daarna gesloten. Mr. X heeft op 20 juli 2007, twee dagen na de zitting, een faxbericht aan de rechtbank verzonden. Mr. X schreef in dit faxbericht onder meer het volgende: ‘Inmiddels heeft overleg plaats kunnen vinden tussen ondergetekende en de Amerikaanse advocaat van het bedrijf Q. De Amerikaanse advocaat concludeert, onderbouwd met meerdere uitspraken, dat zowel onder het recht van de staat van Californië, als op grond van de regels van AAA [de Amerikaanse Arbitrage Associatie, bew.] (zie art. 21 lid 3) het mogelijk is om de gewone rechter te verzoeken voorzieningen te treffen ondanks dat partijen arbitrage zijn overeengekomen.’
Klacht
Mr. X heeft zich zonder toestemming van klager – raadsman van zijn wederpartij – tot de rechter gewend nadat om vonnis was gevraagd.
Standpunt klager
Aangezien mr. X zonder toestemming van klager, nadat om vonnis was gevraagd, de rechter heeft benaderd met een inhoudelijk betoog dat erop gericht was om te bevorderen dat de rechter het beroep op onbevoegdheid zou verwerpen, heeft mr. X Gedragsregel 15 lid 2 geschonden, hetgeen tuchtrechtelijk verwijtbaar is.
Klager heeft tijdens het kort geding op 18 juli 2007 op verzoek van de voorzieningenrechter de e-mail van de Amerikaanse advocaat d.d. 17 juli 2007 overgelegd. Mr. X heeft tegen overlegging van deze e-mail geen bezwaar gemaakt en in zijn repliek ter zitting hierop gereageerd. Mr. X heeft de voorzieningenrechter niet gevraagd op dit door hemzelf als cruciaal aangemerkte onderwerp nader te mogen reageren op een later moment en daartoe de behandeling aan te houden. In plaats daarvan heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd vonnis te wijzen.
Verweer mr. X
Volgens het rolreglement in C dienen stukken uiterlijk 48 uur voor de zitting overgelegd te worden. Klager had zijn producties 24 uur voor de zitting, derhalve te laat, overgelegd. Eén belangrijk stuk had hij helemaal niet van tevoren gestuurd, namelijk de brief d.d. 17 juli 2007 van de Amerikaanse advocaat van zijn cliënte met een advies over Californian law, welk recht van toepassing was op het geschil, en het arbitragereglement van de AAA. Het ging in dezen om de bevoegdheid van de voorzieningenrechter. Klager heeft ter zitting gebruikgemaakt van het advies van de Amerikaanse advocaat en de brief d.d. 17 juli 2007 aan de rechter getoond. Mr. X heeft daartegen geen bezwaar gemaakt, omdat hij van mening was dat ook met open vizier kan worden gestreden. Mr. X kon op dat moment geen advies meer inwinnen bij de Amerikaanse advocaat van zijn cliënte over dit onderwerp. Aangezien het een cruciaal onderwerp betrof, heeft mr. X na de zitting contact opgenomen met de Amerikaanse advocaat van zijn cliënte, die de eerste indruk van mr. X bevestigde, namelijk dat het door klager gestelde omtrent de onbevoegdheid en het arbitragereglement niet juist was. Daarop heeft mr. X op 20 juli 2007 een fax aan het Bureau Kort Gedingen gestuurd, met een kopie daarvan aan klager, waarin hij aangaf dat de Amerikaanse advocaat van zijn cliënte van mening was dat het naar Californisch recht en het arbitragereglement mogelijk was om de voorzieningenrechter te verzoeken voorlopige voorzieningen te treffen. Er zijn geen nieuwe feiten of stukken ingebracht. Mr. X meende in het belang van zijn cliënte deze brief te moeten sturen, in die positie gebracht door klager.
Overwegingen
De raad stelt voorop dat nadat in een procedure om een uitspraak is gevraagd, het geen der advocaten geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Dit betreft een voor advocaten elementaire gedragsregel, waarvan iedere advocaat zich te allen tijde bewust dient te zijn.
Vaststaat dat mr. X op 20 juli 2007 een brief aan de voorzieningenrechter heeft verstuurd, nadat partijen de rechter gevraagd hadden vonnis te wijzen. Eveneens staat vast dat mr. X in zijn brief d.d. 20 juli 2007 inhoudelijk is ingegaan op het geschil tussen de cliënten van partijen. Mr. X erkent ter zitting geen bezwaar te hebben gemaakt tegen overlegging door klager van de e-mail van de Amerikaanse advocaat van de cliënte van klager, alsmede dat aan de voorzieningenrechter niet is gevraagd om aanhouding van de zaak, maar om vonnis te wijzen.
De regel dat het een advocaat niet is toegestaan, nadat in een procedure om een uitspraak is gevraagd, zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden, dient ertoe dat een rechter, nadat partijen hun standpunten hebben uitgewisseld en om vonnis hebben gevraagd, niet meer beïnvloed wordt door een der partijen, zonder dat de andere partij daarop kan reageren. Blijkens het door mr. X in deze klachtprocedure gestelde, was mr. X kennelijk de mening toegedaan deze brief in het belang van zijn cliënte te moeten sturen, in die positie gebracht door klager. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is op geen enkele wijze gebleken dat mr. X hiertoe in de positie zou zijn gebracht door klager. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen overlegging van de e-mail d.d. 17 juli 2007, hij is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren en heeft vervolgens gevraagd vonnis te wijzen. Het was mr. X daarna niet meer toegestaan, zonder toestemming van klager, inhoudelijk op de zaak in te gaan. Mr. X heeft gemeend dat in het belang van zijn cliënte wel te moeten doen en heeft aldus willens en wetens gehandeld in strijd met Gedragsregel 15 lid 2.
De klacht is mitsdien gegrond.
Door welbewust te handelen in strijd met Gedragsregel 15 lid 2 heeft mr. X dusdanig ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, dat niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.
Beslissing raad
Verklaart de klacht gegrond en legt mr. X de maatregel op van berisping.