Christiaan Baardman, ex-advocaat en raadsheer bij het Haagse hof, adviseerde de Rechtspraak over de juridische aspecten van het digitale strafdossier. Hij beantwoordt vragen van advocaten.
Christiaan Baardman: ‘Naar verwachting start begin april bij de rechtbanken in Rotterdam en Dordrecht een pilot met digitale strafdossiers. Als alles meezit kunnen ook advocaten eind dit jaar al met een USB-stick of via een beveiligde internetverbinding toegang krijgen tot de dossiers van hun strafklanten. Een van de juridische aspecten van het digitale strafdossier was de noodzaak te zorgen dat er nooit met de inhoud van het dossier kan worden gemarchandeerd. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door zogenaamde hashcodes die voor elk document uniek zijn, en door beveiligde digitale handtekeningen. Een andere grote breinbreker was: hoe waarborg je de equality of arms? De verdediging moet verzekerd blijven van adequate inzage in en afschrift van het dossier.’
Strafadvocaat Robert Malewicz: ‘Kan de verdediging het dossier digitaal aanvullen?’
Baardman: ‘Jazeker. Hoe dat precies in zijn werk zal gaan is nog niet bekend, maar je kunt je voorstellen dat er voor elke strafzaak een beveiligd netwerkje wordt ingericht, waar de betrokken spelers deel van uitmaken. De advocaat kan dan eigen stukken zoals verklaringen of de pleitnota indienen door die te verzenden naar de postbussen in dat netwerk. En als de advocaat toegang wil tot bepaalde stukken, bijvoorbeeld van een samenhangend onderzoek, dan vraagt hij dat net als nu aan de officier – en als die niet wil aan de rechter.’
Malewicz: ‘Hoe kan de gedetineerde verdachte zijn dossier ontvangen?’
Baardman: ‘Voorop staat dat de verdachte recht heeft op het dossier. Maar in gevangenissen kun je mensen niet zomaar de beschikking geven over internet. Of er een digitale oplossing is moet nog bekeken worden. Hoe dan ook, je zult altijd gevallen houden waarin je terugvalt op een papieren dossier. Niet alleen in penitentiaire inrichtingen: je kunt ook niet van andere verdachten eisen dat ze over een computer beschikken.’
Malewicz: ‘Worden waarborgen ingebouwd over digitale communicatie tussen advocaat en verdachte in detentie? En wordt het gemakkelijker met een laptop de bajes in te komen? Dat is nu een boel geregel.’
Baardman: ‘Het is inderdaad onvermijdelijk dat we ook gaan nadenken over voorzieningen die afgeschermde digitale communicatie tussen advocaat en cliënt mogelijk maken. Dat kon nog wel eens ingewikkeld zijn. Het overleg met de balie over dit soort zaken kan maar beter zo snel mogelijk op gang komen. Alles wat we nu niet onderkennen of niet oplossen zal zich later, in de praktijk, vertalen in knelpunten in concrete strafzaken. Dan zullen advocaten die kwesties voor hun cliënten met een beroep op een eerlijk proces of een goede rechtsbedeling aan de kaak stellen.’
Ondernemingsrechtadvocaat Martijn Maathuis: ‘In vergelijking met het strafproces is een civielrechtelijk procesdossier vaak veel eenvoudiger; waarom wordt daar niet mee begonnen?’
Baardman: ‘Die vraag zet mij ook weer aan het denken. Er is in het verleden in Rotterdam wel eens een pilot gedaan met civiele digitale zittingen, die stuitte toen op technische problemen. De plannen in de strafsector staan daar los van.’
Maathuis: ‘Wanneer krijgen we voor het civiele en het bestuursrechtdossier een pilot?’
Baardman: ‘De gedachtevorming bij andere sectoren staat natuurlijk niet stil, maar van concrete plannen weet ik niet. Ik zal intern toch nog eens aandacht vragen voor onderlinge uitwisseling tussen de sectoren op dit vlak.’
Trudeke Sillevis Smitt, journalist