Het recht om met een rechtsbijstands—–polis zelf ‘een rechtshulpverlener’ te kiezen geldt ook in procedures zonder verplichte procesvertegenwoordiging door advocaten. Dat heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 maart jl. gezegd in een kort geding van een verzekerde tegen DAS (482300 KG ZA 11-212 HJ/JWR). De voorzieningenrechter gaat daarmee in tegen het standpunt van de minister van Veiligheid en Justitie, die in november vorig jaar aan de Tweede Kamer schreef dat de vrije keuze zich beperkt tot procedures met verplichte procesvertegenwoordiging door advocaten
Verzekerde Jan Sneller is in het voorjaar van 2010 ontslagen door Hilmar. Hij vraagt DAS om achter een vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag aan te gaan. Als DAS geen dagvaarding wil uitbrengen, wendt Sneller zich in december tot de Apeldoornse advocaat Joost Beekers. En omdat DAS de kosten van Beekers niet wil vergoeden, spant Sneller samen met de Purmerendse advocaat Leendert de Jong een kort geding aan.
Sneller en De Jong brengen onder meer het Eschig-arrest (C-199/08) in stelling, waarin het Europese Hof van Justitie zegt het ‘dat de rechtsbijstandsverzekeraar zich niet het recht kan voorbehouden zelf de rechtshulpverlener voor alle betrokken verzekerden te kiezen wanneer een groot aantal verzekeringnemers schade lijdt door eenzelfde feit’. De voorzieningenrechter legt dit arrest zo uit dat de vrije keuze geldt voor alle procedures.
De rechtbank onderstreept wel dat de verzekeraar bepaalt of een procedure noodzakelijk is. DAS vond dat in de zaak-Sneller aanvankelijk niet nodig. Maar inmiddels is de verzekeraar het over die noodzaak en vier andere geschilpunten eens geworden met Sneller.
Toch is nog niet duidelijk of advocaat Beekers die beoogde procedure mag voeren met het geld van de verzekeraar. Want voor de voorzieningenrechter staat nog niet vast dat de vrijheid om ‘een rechtshulpverlener’ van eigen keuze in te schakelen ook betekent dat die rechtshulpverlener een advocaat moet zijn. De Europese richtlijn, die het hof uitlegt in voornoemd arrest, rept namelijk van ‘een advocaat of andere persoon die volgens het nationale recht gekwalificeerd is’. In een procedure voor de kantonrechter zou dat in principe dus ook een goedkopere (verzekerings)jurist kunnen zijn. Volgens de voorzieningenrechter vergt een antwoord op deze kwestie ‘nader debat en mogelijk ook nader onderzoek van de feiten’. Als de partijen het niet eens worden, zal een en ander daarom duidelijk moeten worden in een bodemprocedure.

Lex van Almelo

Advertentie