Theo van Boven wijdde zijn lange carrière aan de strijd voor mensenrechten. Zeker, er is nog te weinig oog voor de positie van de verdediging bij internationale tribunalen. Maar de aandacht voor mensenrechten is groter dan ooit, zegt Mr. Human Rights.

‘Of ik milder ben geworden?’ Het blijft even stil. ‘Dat weet ik niet. Je kunt milder worden in de zin van: “laat maar lopen” of “aan ons allemaal schiet wel iets tekort, dus waarom zou ik scherp oordelen over de ander? ” Maar in een bepaalde periode van mijn leven ben ik juist radicaler geworden. Het hangt af van de situatie waarin je verkeert.’ Theo van Boven (77) doelt op zijn aanstelling van 1977 tot 1982 als Mensenrechtendirecteur van de Verenigde Naties in Genève. Het was de tijd van de Vuile Oorlog in Argentinië, het Apartheidsregime in Zuid-Afrika en de Israëlische invasie in Libanon. Ondertussen was ook de Koude Oorlog nog in volle gang en werd het diplomatieke spel hoog gespeeld. ‘Ik werd in Genève geconfronteerd met zaken waar ik me verantwoordelijk voor voelde, maar zag tegelijkertijd hoe moeilijk die verantwoordelijkheid te realiseren was. Dat leidde bij mij niet tot berusting, integendeel. Dat is me niet in dank afgenomen.’
    Zijn compromisloze opstelling ten opzichte van plegers van mensenrechtenschendingen kostte Van Boven uiteindelijk zijn baan. Hem werd verweten het oor te veel te laten hangen naar non-gouvernementele organisaties die berichtten over het schrikbewind van de Argentijnse dictator Jorge Videla. Ook droeg hij een anti-apartheidsbutton op zijn revers en liet hij zich publiekelijk uit over wandaden van lidstaten die op dat moment geen onderwerp van onderzoek waren. Het leidde tot een diplomatieke rel, maar vestigde – ook internationaal – zijn reputatie als Mr. Human Rights.
Hij zou het nu niet anders doen, zegt de Maastrichtse emeritus hoogleraar Internationaal Recht een kwart eeuw later tijdens een lunch in Den Haag. ‘Ik zeg niet dat ik nooit een vergissing heb begaan of onhandig heb opgetreden. Maar er is sindsdien veel veranderd. Als hoofd van de mensenrechtenafdeling kun je je nu opener uitlaten. Door de verhoudingen in de Koude Oorlog moest men voortdurend balanceren. En ik denk dat de plaats die mensenrechten innemen belangrijker is geworden. Het wordt nu breed geaccepteerd dat landen die mensenrechten schenden bekritiseerd kunnen en moeten worden. Ik deed dat toen al omdat ik vond dat we zaken te veel onder het tapijt hielden. Maar misschien was ik mijn tijd te ver vooruit.’
    Dat bleek al in 1974, enkele maanden na de coup van de Chileense generaal Augusto Pinochet. Als Nederlands vertegenwoordiger in de Commissie der Verenigde Naties voor de Rechten van de Mens  stelde Van Boven voor een onderzoekscommissie in te stellen om de ‘feitelijke ontwikkelingen’ – lees  de verdwijningen en martelingen – te documenteren. ‘Zo’n factfinding mission  was toen nog vrijwel onbekend. Ook was er de kritiek dat het een inbreuk zou zijn op de nationale integriteit en soevereiniteit. Dat argument gaat niet meer op. Nu wordt algemeen erkend dat grootscheepse mensenrechtenschendingen geen interne aangelegenheid zijn. De veroordeling van de systematische rassendiscriminatie en onderdrukking in Zuid-Afrika was daarvan het begin.’
    Een mijlpaal in de vervolging van grootscheepse mensenrechtenschendingen was de oprichting van het International Criminal Court (ICC) in 2001. Van Boven was voorzitter van de Nederlandse onderhandelingsdelegatie.

Sommige advocaten vinden dat de Equality of Arms er slecht is geregeld: de aanklager heeft een ruim budget en de advocaat bijt op een houtje.

‘Dat is waar. Bij het Joegoslavië-tribunaal, waar ik griffier was, deed dat probleem zich ook voor. Ik had de zorg over een aantal logistieke zaken en kreeg een aantal advocaten op bezoek die zeiden: “We staan in een ongelijke positie ten aanzien van de aanklager, die over ruime middelen beschikt.” Daarin hadden ze gelijk. Ook toen al was er weinig  geregeld voor de advocatuur en dat was in 1994. In Rome heeft men allerlei lessen getrokken uit de ervaringen van ad hoc tribunalen. Ik heb me daar vooral beziggehouden met de relatie van het toekomstige Strafhof tot de Veiligheidsraad en het bijeenhouden van de delegaties van de verschillende ministeries. Ik begrijp dat het probleem nog steeds bestaat. Maar wat is een goed honorarium voor een advocaat? Een advocaat uit de Balkan is andere bedragen gewend dan zijn Amerikaanse of Nederlandse collega.’

Luxestandpunt
Om aandacht te schenken aan de belangrijke rol die advocaten spelen bij de strijd voor mensenrechten nam Van Boven plaats in de jury van de Lawyers for Lawyers Award. Deze prijs, die dit jaar voor het eerst wordt uitgereikt, is in het leven geroepen voor  advocaten  die zich, vaak met gevaar voor eigen leven, inzetten voor mensenrechten en de Rule of Law. Aanleiding voor de prijs is het jubileum van Advocaten voor Advocaten, de stichting die in 1986 door advocaten en Amnesty International werd opgericht (zie kader).
 ‘In die tijd – de jaren tachtig – leefde er bij velen een sterk gevoel om solidair te zijn met beroepsgenoten in de problemen. Dat gold voor advocaten, maar ook voor artsen en rechters. Ik ben in die tijd weleens door de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak geconsulteerd, maar dat was toen nog omstreden. De vraag was: “Begeven we ons niet in een politiek mijnenveld door collega-rechters te helpen die bedreigd of het werken onmogelijk wordt gemaakt?”’

Van Boven is ‘heel tevreden’ over de keuze voor de winnaar, de Zimbabwaanse mensenrechtenadvocaat Alec Muchadehama (zie het interview met hem op pagina 12). Geen gemakkelijke keuze, benadrukt hij. ‘Er waren kandidaten van over de hele wereld. Deze advocaten houden zich vaak niet alleen bezig met hun cliënt maar ook met de politieke situatie in hun land. Je ziet vaak dat advocaten in landen die zeer repressief zijn, waar grote ongelijkheid heerst of sprake is van enorme culturele en godsdienstige achterstellingen, stelling nemen tegen het systeem en zo in een politieke context terechtkomen. Hoever ga je daarin? Sluit je je ogen voor het onrecht dat jouw cliënt overkomt? In onze samenleving zegt men dat je als rechter of advocaat ten allen tijde moet  vermijden dat je een politiek stempel krijgt omdat dan je onafhankelijkheid ter discussie komt te staan. Vanuit onze democratisch georganiseerde positie in het westen kan men dat zeggen. Elders kun je dit luxestandpunt niet innemen.’

Dubbelzinnig
Voor de advocaten en rechters die op dit moment in het Midden-Oosten vechten voor de revolutie heeft Van Boven dan ook alle begrip. Toch had hij deze omwenteling niet voorzien; evenmin als de omwentelingen in Oost-Europa in 1989. ‘Uit een zeker idealisme had ik wel gedacht dat er een geleidelijke verbetering zou optreden. Het grappige is wel dat veel mensenrechten, ook in hun formulering, in revolutionaire situaties zijn ontstaan: de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring maar ook de  Franse Declaratie voor de Rechten van de Mens. Dus dit is hoopvol.’
Navrant is wel, aldus Van Boven, dat de westerse opstelling ten opzichte van Libië altijd uitermate dubbelzinnig is geweest en dat mensenrechtencriteria daar nauwelijks een rol bij speelden. ‘Wij hebben het systeem van Khadaffi ten eerste sterk gesteund met wapenleveranties, ook Nederland, met als  argument dat “als wij het niet doen, iemand anders het wel doet”. Nu staat er in de krant dat men dat betreurt. Het zijn moeilijke keuzes, dat weet ik wel. En de belangen om zo veel mogelijk onder tafel te houden zijn groot in bepaalde sectoren van de economie. Maar er wordt te soepel en laks mee omgesprongen en ik vraag me af of de Kamer er grip op heeft. Het ontbreekt nu aan een geïntegreerd mensenrechtenbeleid. Buitenlandse Zaken kan van alles roepen maar het is ongeloofwaardig als het binnenlandse beleid daar niet op is afgestemd.
    Daarnaast hebben wij allerlei afspraken gemaakt met Libië om een barrière op te werpen tegen de toestroom van Afrikanen. Daarmee ondermijnen we in feite de basisbeginselen van het Vluchtelingenrecht, juist dat van het non-refoulement: dat je mensen niet zomaar terugstuurt naar landen waar ze gevaar lopen.’ 

Is er nu nog voldoende  draagvlak voor mensenrechten, of zorgt  de overdaad aan organisaties voor verzadiging?

‘Schendingen van mensenrechten raken mensen pas als ze een zekere betrokkenheid voelen. Dus waar gebeurt het, wie zijn de slachtoffers en hoe worden die mensenrechten geschonden. Het is zo’n breed terrein: het recht op voedsel is bijvoorbeeld ook een mensenrecht. Tegelijkertijd is de gevoeligheid voor mensenrechtenschendingen, door je in te zetten en je solidair te verklaren met hen wiens rechten worden geschonden, wel een punt. Als ik kijk naar de houding in Europa ten opzichte van vreemdelingen en vluchtelingen is er bepaald geen grotere compassie ontstaan ten opzichte van het verleden. Ik zie wel meer betrokkenheid, van de media en talloze organisaties, maar of zich dat vertaalt in daden van solidariteit… Ik ben er nog niet zo zeker van dat dat gebeurt.’

Waarom Mr. Human Rights?
Theo van Boven (26 mei 1934) studeerde rechten in Leiden en Dallas, Texas. In 1960 trad hij in dienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken en na zijn promotie in 1967 doceerde hij Mensenrechten aan de Universiteit van  Amsterdam. Van 1970 tot 1975 was hij de Nederlandse vertegenwoordiger in de Commissie der Verenigde Naties voor de Rechten van de Mens  en van 1977 tot 1982 directeur van het Mensenrechtenbureau van de VN in Genève. Daar kwam hij uiteindelijk in conflict met de VN-top door zijn compromisloze opstelling ten aanzien van landen als Argentinië. Terug  in Nederland werd hij hoogleraar Internationaal Recht aan de Universiteit van Maastricht. Daarnaast zetelde hij in het bestuur van mensenrechtenorganisaties waaronder de International Commission of Jurists. Hij was de eerste griffier van het Joegoslavië-tribunaal, speciaal VN-rapporteur voor het recht op schadevergoeding aan slachtoffers van grove mensenrechtenschendingen, lid van het VN-Comité voor uitbanning van rassendiscriminatie en speciaal VN-rapporteur inzake foltering. In die hoedanigheid betwistte hij in 2004 met succes de uitlevering van de Koerdische journaliste en PKK-activiste Nuriye Kesbir door Nederland aan Turkije.

Vijfentwintig jaar Advocaten voor Advocaten
Het idee om Nederlandse advocatenkantoren met bedreigde beroepsgenoten elders op de wereld in contact te brengen werd in 1985 bedacht door Frederiek de Vlaming en Wilbert van Hövell tot Westerflier, beiden werkzaam bij de Beroepsgroep Juristen van Amnesty International. Bij de uitwerking werden ook het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten, het Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten, de Novib en de Nederlandse Orde van Advocaten betrokken. In 1986 werd de Stichting Advocaten voor Advocaten (Lawyers for Lawyers of L4L) opgericht met als doel: het wereldwijd actief steunen van advocaten die met arrestatie, marteling, of moord worden bedreigd omdat zij opkomen voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen.
De flamboyante Amsterdamse media-advocaat Willem van Manen (1934-2008) was de eerste vijftien jaar voorzitter. Hij haalde een groot aantal advocatenkantoren over de stichting financieel te steunen – altijd anoniem, om de onafhankelijkheid te waarborgen. Van Manen tekende ook de pinguïncartoon die uitgroeide tot het symbool van Advocaten voor Advocaten. In 2001 werd Van Manen opgevolgd door de huidige voorzitter, Phon van den Biesen.
Het eerste project van L4L was de financiële ondersteuning van het Colombiaanse Colectivo De Abogados José Alvear Restrepo, het collectief  dat vecht voor de rechten van de inheemse boerenbevolking in Colombia. Ook zijn projecten opgezet in Cambodja, de Filippijnen, Guatemala, Honduras, Brazilië, Turkije en Suriname. Daarnaast verleende de stichting financiële steun aan organisaties en advocaten in Kenia, Soedan, Zuid-Afrika, Sri Lanka, Iran, Egypte en Joegoslavië.
Meest in het oog springen de schrijfacties die L4L regelmatig op touw zet, analoog aan die van Amnesty International. Door zo veel mogelijk brieven te richten aan autoriteiten in landen waar advocaten worden bedreigd, gevangen of gefolterd, wordt hun situatie onder de aandacht gebracht. Ook wijst men in die brieven steevast op mensenrechten die voortvloeien uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de Declaration on Human Rights Defenders en de Basic Principles on the Role of Lawyers. Volgens dit VN-document moet elk land het recht op een onafhankelijk advocaat vormgeven en ervoor zorgen dat advocaten ongehinderd hun werk kunnen doen.

Tatiana Scheltema

Advertentie