Het komt wel eens voor: je doet een uitspraak waarvan de inhoud zo overrompelend is, dat de rechtszoekende de tekst aanhoort met een gezicht alsof hij bij de verkeerde zaak terecht is gekomen. Zo ongeveer keken ruim vijftig jonge advocaten die enige weken geleden ter introductie op bezoek waren bij de rechtbank. Op het programma stond ‘Omgangsvormen in de rechtszaal.’ Er volgden veel do’s, maar eerlijk gezegd nog veel meer dont`s. ‘Zit niet te dicht op uw cliënt, tutoyeer hem niet, zit niet aan hem, knuffel hem niet, drink niet uit zijn glas!’ Het klonk eerder als een introductie omgangsvormen voor een gesloten afdeling van een hospitaal voor besmettelijke ziekten dan voor een rechtbank. Uit de glazige blikken van de toekomstige advocaten viel dan ook op te maken dat het advies geen enkele herkenning opriep.
Toch zal het niet lang duren voordat zij, al was het maar bij hun collega’s, zullen merken dat dergelijk gedrag in de rechtszaal niet uitzonderlijk is. Het delict is hierbij wel van belang. Zo worden zedendelinquenten nooit geknuffeld; verdachten van huiselijk geweld en van fraude ook niet. In de stoere wereld van de grote drugstransporten, waarin een klein land groot kan zijn, en waar vaak vele zittingen worden gewijd aan diverse preliminaire verweren omdat verweer op de inhoud nu eenmaal weinig oplevert, en waar zelden sprake is van een toevoeging maar in de regel van minutieus gespecificeerde declaraties, daar wordt alleen maar niet geknuffeld omdat de heren dat niet gaarne zo noemen. Aan het uitdelen van stevige hugs en zwiepende high fives is namelijk geen gebrek. De rechters zien het zwijgend aan en vragen zich af of een raadsman, die het gelijk van zijn cliënt zo pampert, nog wel in staat is om met enig overwicht de motivering van een onwelgevallig vonnis aan diezelfde cliënt uit de doeken te doen.
In dat kader moet ook de volgende don’t worden gezien die de jonge advocaten werd voorgehouden. ‘Verlaat na een onwelgevallige uitspraak niet met slaande deuren de zaal, onder de uitroep “het is hier ook één grote poppenkast!” met achterlating van de cliënt.’ Ook bij dit advies keken de toekomstige pleitbezorgers alsof hen iets grotesks werd voorgehouden. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit tafereel niet veel voorkomt maar slechts een illustratie is bij een verschijnsel dat wel vaak de kop opsteekt: een gebrek aan professionele afstand tot het vermeende gelijk van de cliënt. Dit vertaalt zich in ostentatief gapen, kreunen, sissen of grinniken als de tegenpartij aan het woord is.
Maar de rechtbank toonde zich niet alleen maar een overbezorgde ouder die, nu de gang de wijde wereld in aanstaande was, de onbevlekte ziel van kwetsbare pupillen bedreigd zag door talloze gevaren. Als uitsmijter van de introductie klonk een oproep tot het zorgvuldig kiezen van een eigen norm, ook voor het optreden ter zitting. Want de eigen identiteit wordt mede bepaald door wat anderen nadragen. De minzame rechters kunnen nog jarenlang opmerken: ‘Oh, dat is die van de slaande deuren,’ ook al was het eenmalig en beschouwt de persoon in kwestie het als een alleszins begrijpelijk maar wat onhandig incident. Je bent die je was.
En hoe luidde die uitsmijter? ‘U wordt lid van een kleurrijk gezelschap, waarin op uiteenlopende wijze vorm wordt gegeven aan juridische belangenbehartiging ter zitting. Spiegel niet zomaar het gedrag van een paar mensen om u heen, maar kies zorgvuldig een paar collega’s die u vervolgens tot autoriteit bestempelt. Zij worden uw voorbeelden. Neem alle tijd voor deze selectie, want het bepaalt uw prestige en het is een investering voor de lange termijn.’ Hier en daar viel een vastberaden trek te ontwaren.
Jan van der Does