Ze vormen een kleine en bijzondere groep binnen de advocatuur: de advocaat in loondienst. Ook bij De Efteling werkt er een: Jaco Breur. ‘Ik krijg soms nog steeds kippenvel als ik hier rondloop.’

De aanleiding van een stuk is zelden relevant voor de lezer. Maar deze keer wel. Een paar maanden geleden had het Advocatenblad een grote foto van Holle Bolle Gijs op de cover geplaatst, in verband met een stuk over obesitas. Niet veel later kreeg de redactie een mailtje van Jaco Breur, advocaat in vaste dienst van De Efteling. Het auteursrecht op de afbeelding van Holle Bolle Gijs behoorde aan De Efteling en obesitas was niet de context waarin men de mascotte graag geplaatst zag. Bovendien was er niet voor betaald. Een schadeclaim voor het huisorgaan van de Orde dreigde.
    Maar beide partijen besloten de kwestie op een minnelijke manier te schikken. Een artikel over de advocaat van De Efteling als wederprestatie was eigenlijk wel een aardig idee. Want wat doet een advocaat bij De Efteling eigenlijk, met wat voor zaken krijgt hij te maken? En wat maakt het werken als advocaat in loondienst zo anders dan in een normale praktijk?

Beeldrecht
Het is de warmste lentedag van het jaar, eind maart. Je kunt zonder problemen zonder jas rondlopen. Prima weer voor een dagje Efteling, maar het is nog wat stil in het park. Alle attracties zijn in vol bedrijf, Holle Bolle Gijs vraagt nog steeds om papier en zegt netjes dankjewel.
    Het geval met de foto is gesneden koek voor Breur. Het bewaken van de intellectuele eigendom is een van zijn voornaamste werkzaamheden. Holle Bolle Gijs, Langnek en alle andere figuren en attracties van het park zijn ook geliefd bij andere mensen die daar soms geld mee proberen te verdienen. Die krijgen vroeg of laat met Breur te maken.
    ‘Een tijdje terug was er een kaboutertuin in het noorden des lands die onze laven exposeerde’, vertelt hij. ‘En voor de toegang tot die kaboutertuin moest ook gewoon entree worden betaald. Commercieel gebruik dus van onze laven, zonder dat daarvoor een licentie was verstrekt.’ Breur belde op en verzocht de sprookjesfiguren weg te halen. De eigenaren van de tuin zegden toe, maar toen Breur een maand later op de website keek, stonden ze er nog steeds. ‘Toen heb ik ze aangeschreven en een dagvaardig aangekondigd voor het geval ze de laven niet alsnog direct weghaalden. Toen luisterden ze wel.’
    Eigenlijk was het een beetje sneu, vindt ook Breur. ‘Die mensen hadden de tuin net geopend. Maar we moeten duidelijk zijn.’ De Efteling verdedigt zijn belangen niet zo agressief als bijvoorbeeld Walt Disney Studios. ‘Als een lagere school een opvoering geeft over De Efteling treden we daar natuurlijk niet tegenop. Dat past niet in ons vriendelijke imago. Pas als mensen geld verdienen met onze beschermde figuren, komen we in actie.’ Een uitvaartorganisatie die adverteerde met gratis overnachtingen in De Efteling bij het afsluiten van een uitvaartverzekering, werd aanzienlijk minder vriendelijk gesommeerd de afbeeldingen direct van de site te halen.
    Veel van Breurs werk komt overeen met dat van een bedrijfsjurist. Alleen, Breur is bevoegd tot procederen. Dat maakt indruk en bovendien bespaart het veel tijd. ‘Ik hoef onze huisadvocaat niet eerst uit te leggen hoe de zaak in elkaar zit, maar kan direct handelen.’ En het scheelt geld. De Efteling verdient zijn salaris sommige jaren dik terug met uitbespaarde kosten aan advocaten.
    Niet dat het vaak tot procederen komt. Een telefoontje van Breur – die zijn onderhandelingsstijl als ‘open’ omschrijft (‘we hadden het Advocatenblad ook een rekening kunnen sturen, maar het is veel leuker als er iets positiefs uit voortkomt’) – is meestal voldoende. In de twee jaar dat hij nu bij De Efteling werkt, heeft hij pas één keer actief geprocedeerd. En dat was dan nog bij een bestuurszaak tussen de gemeente en een buurtbewoner die bezwaar maakte tegen de uitbreiding van de parkeerplaats.

Kantoor naast draak
Breur loopt naar zijn kantoor. Maar eerst wil hij het bezoek iets bijzonders laten zien: de magische stad Raveleijn, de nieuwste attractie die op 8 april (‘en geen dag later’) opengaat. In het midden van een piste staat een kolossale draak, opgebouwd uit bewegende elementen. Een groep uitverkoren kinderen, zo luidt het opgevoerde verhaal, zal het tegen de draak opnemen. ‘Het wordt zeer spectaculair, met een grote show met paarden en vogels.’
    De draak wordt nog volop getest, technici overleggen. Mocht een van de vele onderaannemers zijn verplichtingen niet na dreigen te komen – ‘bijvoorbeeld omdat hij ergens anders een lucratiever klusje heeft’ – dan is het Breurs taak rechtens tegen ze op te treden. Nieuwe attracties kondigt De Efteling altijd met de nodige tamtam ruim van tevoren aan. ‘Als we ook maar een dag te laat zijn, levert dat enorme publicitaire schade op.’
    Zijn kantoor kijkt uit op de piste. Een van de luidsprekers hangt pal naast zijn raam. Over ruim twee weken beginnen de voorstellingen. ‘Het zal behoorlijk lawaaiig worden. Maar het went, uiteindelijk hoor je het niet meer.’

Hart
Breurs begon na het voltooien van zijn studie aan de Erasmus Universiteit (Ondernemingsrecht, 2003) bij het Brabantse kantoor Van Iersel Luchtman Advocaten. Hij maakte de beroepsopleiding af, maar merkte dat de traditionele advocatuur niets voor hem was. ‘Ik had er moeite om mee me elk zaak weer aan te passen aan de steeds verschillende belangen en motieven van cliënten’, vertelt hij. ‘Bovendien zie je lang niet altijd het effect van je adviezen. Hier wel. Ik maak liever deel uit van een groot team. Ik zie mezelf niet snel terugkeren naar de traditionele advocatuur.’
    En niet naar de Randstad. Toen Breur vader werd – hij was inmiddels bedrijfsjurist bij Bavaria – kreeg de bierbrouwer claims van het kantoor van eurocommissaris Kroes. De dossiers stapelden zich op. Toen hij na zijn ouderschapsverlof voor de derde avond achtereen tot ’s avonds laat had doorgewerkt, riep de directeur hem toe over de parkeerplaats: ‘Breur, jij bent toch net vader geworden? Ga morgen eens op een normale tijd naar huis.’ Hij herinnert het zich met een glimlach. Dat is Brabant. ‘Binnen werktijd wordt hard gewerkt, maar daarbuiten is volop tijd voor het gezin.’
        Na een paar jaren bij Bavaria (‘erg interessant, ik procedeerde veel’), solliciteerde Breur bij het park waar hij als kind tweemaal per jaar kwam. En zie nu hoe hij bezoekers de weg wijst, de medewerkers bij de attracties groet en zelfs papiertjes opraapt. Het is duidelijk: De Efteling zit in Breurs hart. Hij staat bij de Sprookjesboom, een pratende boom die met zijn ogen kan knipperen, zijn takken kan bewegen en door middel van spraakherkenningssoftware gesprekken kan voeren met kinderen. ‘Hier krijg ik nog steeds kippenvel van.’
    Helaas gooiden onverlaten stenen keien in de mond van de boom. Kosten: tienduizenden euro’s. De daders konden niet achterhaald worden. ‘We hebben de schade hersteld en de keien vastgezet aan de grond. Kennelijk is dat nodig.’

Jurist en advocaat
Behalve advocaat is Breur ook manager juridische zaken. Dat levert soms rare situaties op. Hij onderhandelt over de aanleg van nieuwe attracties met leveranciers, die hij, mochten ze in gebreke blijven, als advocaat zou kunnen dagvaarden. ‘De Orde eist dat ik bij elke gesprek zeg dat ik advocaat ben. Dan klappen mensen weleens dicht. Oei, ik spreek met een advocaat.’
    Wat gek genoeg zelden voorkomt, is dat Breur verdedigend optreedt in een zaak tegen, bijvoorbeeld, bezoekers die zich verwond hebben. ‘Dat komt bijna niet voor. De veiligheidseisen zijn hier zo streng dat er zelden iets gebeurt.’ De Efteling heeft een eigen beveiligingsdienst, een eigen ambulance en zelfs een eigen brandweer.
    Hoewel Breur in dienst is van De Efteling voelt hij zich volledig vrij om zijn ‘cliënt’ te adviseren. ‘Als dat niet meer zou kunnen, zou ik er ook direct mee stoppen.’
    De directie stond eens op het punt om het vliegtuig te pakken voor onderhandelingen met een grote buitenlandse partner. Maar ze twijfelden of ze zouden gaan. Wel gaan zou de onderhandelingen in een dermate vergevorderd stadium brengen dat het afbreken ervan niet meer mogelijk zou zijn zonder het risico van een schadeclaim. Alleen een letter of intent zou De Efteling daarvan vrijwaren, maar die was nog niet binnen. Moesten ze gaan of niet? Breur moest beslissen. ‘Ik wilde al mijn overwegingen voorleggen, maar ze kapten me af. “Ja of nee, Breur, dat is alles wat we willen horen.” “Nee”, zei ik. “Dankjewel”, antwoordden ze. Het is een zware verantwoordelijkheid, maar dat vertrouwen krijgen, dat geeft een heel fijn gevoel.’

Arnoud Veilbrief

Advertentie