Over privacy schreef Rudie Kagie, redacteur van Vrij Nederland, een toegankelijk boek dat de toenemende bedreiging van de privacy van de burger goed schetst.
Privacy is ‘hot’. Een greep uit de berichten die de afgelopen maanden het nieuws haalden: de Rechtbank Den Haag doet uitspraak in een zaak van Stichting Privacy First tegen de Staat over de opslag in een centrale databank van biometrische gegevens van aanvragers van een nieuw paspoort. De ov-chipkaart, waarmee wordt geregistreerd hoe en wanneer iemand heeft gereisd, is gekraakt. Fabrikanten introduceren browsers met een do not track – of ‘volg-mij-niet’-knop tegen behavioral targeting.
Na 9/11
In de eerste hoofdstukken beschrijft Kagie het zeer matige bewustzijn van de Nederlander, waar het gaat om de bescherming van zijn en andermans persoonsgegevens. Illustratief is het geval van de (oud-)medewerker van een recherchebureau die er in slaagde stelselmatig voor allerlei opdrachtgevers, waaronder advocatenkantoren, privacygevoelige gegevens van nietsvermoedende klanten los te peuteren bij onder meer de Belastingdienst en banken. Om een indruk te geven op welke wijze de privacy in het dagelijks leven zoal in het geding komt, beschrijft Kagie vervolgens de werkdag van Ben Vissebel, een fictieve kantoormedewerker.
Veel aandacht besteedt Kagie aan de gevolgen van de aanslagen van 9 september 2001. Terrorismebestrijding wordt in die dagen topprioriteit, ten koste van de privacy. Onder druk van de Amerikaanse autoriteiten worden in hoog tempo maatregelen doorgedrukt die de veiligheid moeten waarborgen. Zo krijgen de Amerikaanse autoriteiten inzage in het Europees betalingsverkeer via financieel dataverwerker SWIFT en moeten reizigers naar de Verenigde Staten gegevens als geboortedatum, verblijfsadres en creditcardgegevens verstrekken. Kagie beschrijft de inspanningen van verschillende Europarlementariërs om te voorkomen dat de Amerikanen de Europese wetgever op deze onderwerpen volledig zouden dicteren.
Ook diverse maatregelen in Nederland komen aan bod: cameratoezicht en – nu actueel binnen de Orde – het tappen van telefoongesprekken. Tevens gaat de auteur, zij het summier, in op nieuwe wetgeving zoals de Europese richtlijn die voor telecomaanbieders en internetproviders een bewaarplicht van gegevens van telefoon-, fax- en e-mailverkeer voorschrijft en de Wet bevoegdheden vorderen gegevens, die het voor opsporingsdiensten mogelijk maakt allerlei op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens beschermde gegevens bij bedrijven op te vragen.
Recent verzet
Internet is niet meer weg te denken uit de hedendaagse samenleving, en kent negatieve aspecten voor de privacy: chantage met gestolen digitale gegevens, ongewenst surfgedrag op het werk en beschadiging van reputaties door het op internet verspreiden van smadelijke berichten. Bij gebruik van Google en andere zoekmachines worden ingevulde zoektermen gekoppeld aan de IP-adressen van de bezoekende computer met als doel ‘advertenties op maat’ te bieden. Sommige mensen ervaren dit wellicht als handig, maar in elk geval vormt dit een bedreiging voor de privacy van de computergebruiker.
Verontrustend zijn de voorbeelden van persoonsverwisseling en identiteitsfraude die Kagie noemt. Zo verhaalt hij over de (bekende) zaak van de uit Suriname afkomstige zakenman Kowsoleea. Een aan lager wal geraakte oud-klasgenoot van de zakenman gaf telkens als hij was betrapt op zwartrijden of het handelen in drugs de persoonsgegevens van de zakenman op aan de politie. Door de persoonsverwisseling werd de zakenman om de haverklap uit zijn bed gelicht en van de weg gehaald. Uiteindelijk heeft de Nationale ombudsman zich over de zaak gebogen, maar ook hij kreeg de onterechte registraties in de verschillende systemen van de politie niet ongedaan.
Lezenswaardig en bovendien actueel zijn de passages over de risico’s van het koppelen van databanken met persoonsgegevens tot almaar grotere bestanden. Grootschalige opslag van persoonsgegevens leidt volgens deskundigen tot een grotere kans op fouten en het is mede hierom dat de Eerste Kamer recentelijk een streep heeft gehaald door het elektronisch patiëntendossier (EPD).
Aan het einde van het boek signaleert Kagie dat de laatste jaren toch verzet op gang is gekomen tegen de georganiseerde aantasting van de privacy, met name van de kant van burgerrechten- en consumentenorganisaties. Overigens lijkt ook de politiek recentelijk een omslag in het denken over privacy te hebben doorgemaakt, getuige het schrappen van de opslag in een centrale databank van de vingerafdrukken verkregen bij de aanvraag van een nieuw paspoort.
Actualisering
Kagie schreef een vlot lezend boek over uiteenlopende aspecten van privacy en de achtergronden en bedreigingen daarvan. Het boek geeft in die zin een goed overzicht. Het boek is beslist geen juridische verhandeling. Spijtig is dat de auteur geen ‘verantwoording’ heeft opgenomen. Hij citeert regelmatig, of suggereert bepaalde personen aan te halen, maar het wordt niet duidelijk hoe hij aan de citaten is gekomen. Het boek bevat wel een uitgebreide literatuurverwijzing. Aangenomen moet worden dat Kagie zich op de vermelde literatuur heeft gebaseerd en dat hij geen echte interviews met de in het boek genoemde personen heeft gehouden. Een aantal recente ontwikkelingen op het gebied van de privacy, met name de omslag in het denken bij de politiek en de gevolgen daarvan, zouden een goede aanleiding zijn voor een geactualiseerde uitgave.
Rudie Kagie, Privacy. Hoe Nederland verandert in een controlestaat,
Amsterdam/Antwerpen
Contact 2010, 252 p.
ISBN 978 90 254 9069 0
€ 18,95
Boris Kocken, advocaat te Schiphol