Een verzameling is maar een verzameling, totdat het geheel meer is dan de som der delen. Dan loont het plots om erbij te horen. Dat geldt voor een uurwerk, een vlucht spreeuwen, een bijenzwerm en een apenrots. En dat geldt ook voor de verzameling van mensen die wij ‘staat’ noemen. Die voorziet in de behoefte van een optimale verdediging tegen een gemeenschappelijke vijand, van het jagen in teamverband en het scheppen van collectieve voorzieningen zoals gemeenschappelijke weiden, spoorwegnetten en academisch onderwijs.
De staat voorziet ook in de behoefte aan de zekerheid van de nakoming van afspraken en het gezamenlijk benoemen en respecteren van rechten en plichten. Met dat – en geen ander – doel heeft de staat als meest wezenlijke eigenschap dat haar burgers aan haar macht afstaan om er de genoemde collectieve goederen voor terug te krijgen. Men levert eigenrichting in, in ruil voor de voordelen van geconcentreerde en gemonopoliseerde, dus exclusieve staatsmacht; die voordelen zijn de deugdelijke vastlegging van te beschermen belangen en de opvolgende feitelijke bescherming daarvan – dat is de, wederkerige, sociale transactie
Het concept van onze Westerse (rechts)staat bevat waarborgen die erin moeten voorzien dat het afstaan van macht ook werkelijk verkieslijk is en blijft boven het in stand houden van 16 miljoen eenpersoonslegers. Dat is uitgewerkt in een subtiele organisatie van de macht, verdeeld over wetgevend, uitvoerend en rechterlijk. Plus checks and balances. De rule of law houdt in dat alle burgers maar ook de machthebbers binnen het staatsbestel gebonden zijn aan de wet, die wordt gehandhaafd door gerechtelijke procedures en tenuitvoerlegging van vonnissen. Waarom zou je beslissingsmacht ‘gunnen’ als je er geen toegang toe hebt?
Wanneer er in onze rechtsstaat deugdelijke wetten worden gegeven, maar de burgers, of erger nog, slechts een deel van die burgers, moeten ervaren dat ze voor macht die ze in goed vertrouwen hebben afgestaan niet langer een ook voor hen bereikbare en doeltreffende rechterlijke macht terugkrijgen, dan zal dat leiden tot verbittering, tot de beleving dat de staat zich niet houdt aan dat collectieve sociale contract. Loont het nog om bij de verzameling te horen?
Als het kabinet doorgaat met maatregelen waardoor grote groepen Nederlanders, particulieren maar ook ondernemingen, de overtuiging verliezen dat rechterlijke macht beter is dan eigenmacht, dan dreigt een age of discontent. En dan dreigt naast de aantasting van sociale discipline ook zakelijke verlamming: als je als zakelijke crediteur niet zakelijk verantwoord aan je recht kunt blijven komen, droogt je ondernemingszin op, terwijl het plichtsbewustzijn van de debiteur erodeert omdat hij waarschijnlijk de macht van de rechter toch niet zal gaan voelen.
Een overheid die de rechtspraak benadert als een privaat gefinancierde Bijenkorf voor gerechtelijke diensten en niet als een vitale publieke voorziening en ook niet als een onvervreemdbare verplichting tegenover toevertrouwde macht, is die die macht dan wel waard? Waarom komt het begrip ‘rentmeesterschap’ bij mij op?

Advertentie