Ybo Buruma: nieuwe raadsheer Hoge Raad
Ybo Buruma, als hoogleraar strafrecht in Nijmegen altijd bereid strafzaken te becommentariëren, stapt van de zeepkist. Buruma bespreekt zijn benoeming bij de Hoge Raad, het nut van duiding en de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken. ‘Ik heb een aantal malen echt deernis gehad met de verzoeker.’
Zijn kandidatuur zorgde voor een unicum. Voor het eerst stemde de Tweede Kamer schriftelijk over de benoeming van een lid van de Hoge Raad. Op verzoek van de PVV, die hem te links vindt. Nee, zegt Buruma in zijn werkkamertje in de rechtenfaculteit van de Nijmeegse Radboud Universiteit, de stemming heeft hij niet gevolgd. Hij was die middag met andere dingen bezig, maar had wel sms-contact met Den Haag. Het bericht dat de Kamer instemde, kwam van zijn zoon.
‘Ik was toch iets meer opgewonden dan ik van tevoren had gedacht,’ zegt Buruma onderkoeld. ‘Iedereen had me vooraf gezegd dat de kans heel klein was dat er iets mis zou gaan. Maar de toon waarop het debat wordt gevoerd, maakt toch uit. Ik kan me wel voorstellen dat de PVV mij liever niet ziet als lid van de Hoge Raad. Als hoogleraar heb ik me kritisch uitgelaten over Geert Wilders. Wie kaatst, kan de bal terug verwachten. Maar het is jammer dat er een toon wordt gezet alsof de Hoge Raad niet deugt.’
Vooral dat laatste bezwaarde hem, zegt Buruma. Hij kreeg het idee dat de commotie rondom hem op de Hoge Raad zou afstralen. ‘Op een gegeven moment kreeg ik zelfs een mail van mijn toekomstige collega’s: “We hopen niet dat je denkt…” Heel aardig. Want je denkt dus wel op zo’n moment: hè gad, ik gooi zo wel een boel stenen in de vijver.’
Vorig jaar al sprak de vaste Kamercommissie voor Justitie tijdens een besloten kennismaking met Buruma over zijn kandidatuur. Toen zijn hem stevig de nieren geproefd, zegt hij. ‘Dan is het wel een beetje gek dat er nu wordt gedaan alsof zo’n benoeming helemaal via achterkamertjes verloopt, alsof er geen gelegenheid is geweest mij stevig te ondervragen. Die gelegenheid is er dus wel en ik geloof niet dat ik uit de school klap als ik zeg dat de heer Teeven mij een paar kritische vragen heeft gesteld. Daar was niemand van de PVV bij, trouwens.’
Duiden voor geld
Als hoogleraar becommentarieert Buruma vaak actuele strafzaken in de media. Hij vindt dat bij zijn functie horen. ‘De belastingbetaler wil zien wat een professor doet voor zijn geld. Er zijn universiteiten waar alleen maar geldt of je iets hebt geschreven in een Amerikaans blad. Je komt dan wel hoog in de pikorde, maar ik vind dat een schandelijke benadering van de wetenschap. Ook advocaten hebben behoefte aan mensen die de laatste arresten duiden. Wat betekent zo’n arrest? Is het inderdaad een doorbraak? Dat soort duiding willen juridische professionals, dat soort duiding wil de samenleving. Ik zou het jammer vinden als, gedreven door bureaucratische tendensen, de wetenschap wegdrijft van de rechtspraktijk.’
Het zal wennen zijn dat hij zich in zijn nieuwe rol terughoudender moet opstellen tegenover de media. ‘Als hoogleraar ga ik ervan uit dat één op de tien interviews mislukt. En dat vind ik niet erg. Je wordt als hoogleraar namelijk niet afgerekend op wat er fout gaat, maar op wat er goed gaat. Als raadsheer bij de Hoge Raad word je geacht het goed te doen. Dan kun je dus niet meer een score van één op tien hebben; je moet zelfs droevig zijn als het één op honderd is.’
Hoewel het hoogleraarschap hem als gegoten zit, kijkt hij uit naar zijn nieuwe functie, zegt Buruma. ‘Je levert als hoogleraar vooral commentaar. Uiteindelijk heb ik gedacht: ik wil dáár zijn waar het raderwerk van de geschiedenis draait. Ik wil erbij zijn als de echte beslissingen worden genomen.’
Grenzen bereikt
Het raderwerk van de geschiedenis – als voorzitter van de toegangscommissie van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS) zat hij er de afgelopen jaren dicht op. Het Openbaar Ministerie riep de CEAS in het leven na de traumatische zaak van de Schiedammer Parkmoord. Sinds 2006 zag Buruma ruim zestig zaken passeren, waaronder die van Lucia de Berk en Ina Post. In die zaken vormde het CEAS-onderzoek een breekijzer voor herziening bij de Hoge Raad.
Maar ook liep Buruma de afgelopen jaren aan tegen de beperkingen van de CEAS. Bijvoorbeeld in de zaak tegen de Koerd Hüseyin Baybaşin, die in 2002 werd veroordeeld tot levenslang voor moord, gijzeling en drugshandel. Een Turkse politieman kwam vervolgens met het verhaal dat hij telefoontaps had gemanipuleerd die het bewijs vormden in Baybaşins veroordeling. ‘Dat is nogal iets, in een arrest van het hof dat vrijwel gebaseerd is op telefoontaps. Die zaak was zo complex dat je denkt: sjongejonge, hoe kan ik als voorzitter van deze commissie zorgen dat ik nog enigszins ordentelijk onderzoek blijf doen naar iets wat ik ook echt kan onderzoeken? Het is begrijpelijk dat de verdediging kritiek heeft. Maar ik geloof dat we werkelijk alles hebben gedaan wat in ons vermogen lag om in elk geval over deze vraag – zijn die banden gemanipuleerd of niet – een zo goed mogelijk oordeel te vellen.’
Toch zitten dingen in de Baybaşin-zaak hem nog steeds niet helemaal lekker. ‘Van zijn medeplegers is er één in Turkije vervolgd en vrijgesproken; de ander is niet vervolgd. Daar had ik onderzoek naar willen doen. Wat waren de overwegingen van de Turkse autoriteiten om tot deze uitspraken te komen? Dat had een ander licht kunnen werpen op Baybaşins veroordeling, leek mij, als medepleger met die andere twee. Strafrechtelijk ga je te snel als je zegt dat de veroordeelde dan maar moet worden vrijgesproken, maar het is wel duidelijk dat je hier een heel bijzondere casus hebt. Toch hebben we toen gezegd: “Nu zitten wij aan onze grens.” In Nederland was ik van alles gaan opvragen, maar in het buitenland hebben wij geen onderzoeksbevoegdheden.’
Deernis
Een ander manco van de CEAS is dat veroordeelden – of hun advocaten – zelf geen zaken kunnen aandragen; dat moet via een wetenschapper. ‘Ik begrijp dat er advocaten zijn die er daarom niet aan beginnen. Ik heb een aantal malen echt deernis gehad met de verzoeker en gedacht: hier zouden we onderzoek naar hebben gedaan als een professor deze zaak had aangebracht.’
Zo was er de zaak van een man die was veroordeeld voor verkrachting. ‘Hij bood ons een serie afdrukken van naaktfoto’s met tijdsaanduidingen. In het arrest van het hof werd ervan uitgegaan dat de verkrachting plaats zou hebben gehad tijdens het maken van die foto’s. En hij claimde: “Als je deze vrouw ziet, is dat iemand die net verkracht is?” Daar kon ik me wel iets bij voorstellen. Eigenlijk stond ze er lachend op, daar kwam het op neer.’
Omdat de veroordeelde geen wetenschapper aan zijn zijde had, nam de CEAS de zaak niet in behandeling. ‘Die veroordeelde had alleen een taalwetenschapper en die was natuurlijk niet terzake kundig. Dat wist die professor zelf ook wel, maar blijkbaar had die hetzelfde gevoel van deernis als ik. Tegen die veroordeelde heb ik gezegd: “Probeer het eens bij Peter van Koppen.” Dat is de weg wijzen, dat vind ik niet te ver gaan. Want het is wel belangrijk wat de CEAS doet, maar het is niet het rechtens relevante ding. Dat geeft mij meer ruimte om zo’n advies te geven.’
Eind in zicht
Inmiddels is het einde van de CEAS in zicht. Het wetsvoorstel herziening ten voordele geeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad de mogelijkheid zelf te onderzoeken of een zaak voor herziening in aanmerking komt. Anders dan de CEAS, die opgehangen is aan het OM, kan de P-G bij de Hoge Raad ook onderzoek doen naar de oordeelsvorming door de rechter.
Hij krijgt in de toekomst de beschikking over een adviescommissie, die vergelijkbaar is met de huidige CEAS. ‘Heel goed,’ vindt Buruma. ‘Anders maak je onze hoogste adviseur, degene die ministers en Kamerleden mag vervolgen, plotseling kwetsbaar voor dat ene, heel specifieke geval in die stroom zaken. Als ik een foute beoordeling maak, kan ik als commissievoorzitter opstappen. Dan kun je zeggen: “Het was maar een professor uit de provincie.” Maar het hoort niet bij de functie van P-G bij de Hoge Raad om ongedekt te zijn.’
Anders dan nu, kunnen veroordeelden bij de P-G zelf zaken aanhangig maken. Zijn adviescommissie zal het lastig krijgen, verwacht Buruma. ‘Bij de CEAS werd je niet aan precedenten gehouden. Het probleem van deze adviescommissie wordt dat zij jurisprudentie gaat bouwen. Dat men wel het gevoel krijgt dat men onder omstandigheid a, b of c daar recht op heeft. Voor je het weet heb je een derde toegang tot de rechter. Wat je dus kunt voorspellen, is dat er in het begin nogal wat debat zal zijn over de vraag of de P-G niet te streng is met zijn criteria. Nou, reken maar dat hij streng zal zijn.’
Lars Kuipers