Hof van Discipline 12 april 2010, LJN: YA0568
Raad van Discipline Arnhem 24 juni 2009
Geen onduidelijkheid over hoedanigheid van zuster verdachte die (mede) als zijn advocaat optreedt.
– Art. 46 Advocatenwet (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt, 2.3 Gedragingen in strafzaken, 4 Wat de advocaat betaamt tegenover derden)
– Gedragsregel 29
Feiten
De broer van mr. X is op 12 februari 2008 op verdenking van een strafbaar feit in verzekering gesteld. Mr. X is diezelfde dag voor haar broer als piketadvocaat opgetreden. Mr. X heeft de zaak waarvoor haar broer was aangehouden met hem op het politiebureau besproken.
Mr. X heeft vervolgens een ervaren strafrechtadvocaat gevraagd de belangen van haar broer verder te behartigen. Deze advocaat heeft de broer van mr. X bij de voorgeleiding aan de rechter-commissaris bijgestaan. Op 22 februari 2008 heeft mr. X haar broer nogmaals bezocht in de penitentiaire inrichting waar hij inmiddels verbleef. Op dat moment golden beperkingen waardoor hij niet vrijelijk met kennissen of familie mocht communiceren. Mr. X heeft zich met haar advocatenpas en legitimatiebewijs gelegitimeerd als advocaat en toegang verkregen tot haar broer. Nadat zij elkaar enkele minuten hadden gesproken, hebben medewerkers van de penitentiaire inrichting het gesprek beëindigd. Mr. X heeft zich daartegen niet verzet.
Klacht
De hoofdofficier van justitie heeft de deken in kennis gesteld en een klacht ingediend. Mr. X zou zich ten onrechte als de advocaat van haar broer hebben gepresenteerd. De plaatselijke deken heeft de klacht ambtshalve gesteund. Nadat de raad de klacht heeft afgewezen, heeft de algemeen deken beroep ingesteld.
Overwegingen raad
Ten aanzien van het verweer van mr. X dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is omdat deze in het nastreven van een goede strafrechtspleging niet zo ver mag gaan dat hij zich mengt in de vrije advocatenkeuze van een verdachte, geldt dat de klacht geen betrekking heeft op de vrije advocatenkeuze maar op het op onjuiste gronden gebruik c.q. misbruik maken van de titel ‘advocaat’ teneinde een familielid in beperkingen te bezoeken. De officier van justitie is dus wel degelijk ontvankelijk.
Mr. X heeft haar broer als zijn voorkeursadvocaat bezocht. Daarna heeft mr. X een andere advocaat benaderd met het verzoek haar broer bij te staan. Daaruit kan niet zonder meer geconcludeerd worden dat mr. X zich als advocaat heeft teruggetrokken. Er staat geen rechtsregel aan in de weg dat een verdachte zich door meer dan één advocaat laat bijstaan. Mr. X is dus als advocaat van haar broer blijven optreden, waardoor de klacht ongegrond is.
Overwegingen hof
In zijn grief klaagt de landelijk deken dat mr. X tenminste de schijn heeft gewekt in strijd te hebben gehandeld met het gebod ervoor te zorgen dat de onafhankelijkheid en vrijheid van advocaten niet in gevaar komen. Bovendien heeft mr. X onduidelijkheid laten bestaan over haar hoedanigheid, althans zich ten onrechte als advocaat voorgedaan zonder daadwerkelijk in die hoedanigheid op te treden. Klager heeft daarom het vertrouwen in de advocatuur en haar eigen beroepsuitoefening geschaad hetgeen mede, aldus de deken, volgt uit het feit dat mr. X zich niet heeft verzet tegen beëindiging van het gesprek door medewerkers van de penitentiaire inrichting.
Het verwijt dat klaagster er onvoldoende voor heeft gewaakt dat haar onafhankelijkheid en vrijheid niet in gevaar zouden komen, wordt door het hof niet behandeld omdat het een nieuwe klacht inhoudt die niet meer kan worden ingebracht in hoger beroep.
Anders dan klager en deken is het hof niet van mening dat mr. X onduidelijkheid heeft laten bestaan over haar hoedanigheid. Nadat zij eerder in de piketfase als advocaat voor haar broer optrad, heeft zij zich bij haar bezoek anderhalve week later wederom gelegitimeerd als advocaat en is zij als zodanig toegelaten. Over haar hoedanigheid van advocaat heeft zij geen onduidelijkheid laten bestaan. Belangrijker is dat uit de handelwijze van mr. X evenmin valt af te leiden dat zij zich ten onrechte als advocaat van haar broer heeft voorgedaan. Zij was immers (ook) zijn advocaat. Het hof ziet in de gestelde feiten onvoldoende aanleiding aan te nemen dat mr. X welbewust de advocatenpas heeft misbruikt om zich toegang tot haar broer te verschaffen die haar anders zou zijn geweigerd.
Het ontbreken van verzet van mr. X tegen beëindiging van het gesprek biedt evenmin voldoende grond te oordelen dat mr. X niet als advocaat is opgetreden. Van een advocaat mag worden verlangd dat deze zich verzet wanneer hij in zijn rechten beknot wordt, maar dat mr. X ervoor koos het debat ter plekke niet aan te gaan maar uit te stellen maakt niet dat (waarschijnlijk is dat) daardoor rechten van haar cliënt verloren zijn gegaan.
Beslissing hof
Bekrachtigt de beslissing van de raad.