Advocaat Eric Thomas uit Breda liet zich in november 2009 tijdens een getuigenverhoor zachtjes het woord ‘sukkel’ ontvallen. Hij doelde daarmee op de financieel rechercheur O, die prompt aangifte deed van belediging. Op 3 mei jl. oordeelde het Gerechtshof Den Bosch in een art. 12 Sv-procedure dat het OM tot vervolging dient over te gaan (zie LJN: BQ3626). Zeker is dat deze inspirerende zaak een bijzondere vermelding zal krijgen in de rechtsgeleerde literatuur onder de naam ‘sukkelproces’.
In de literatuur is de onbedwingbare aanvechting van onze confrère Thomas mooi beschreven door Alberto Moravia in zijn Conti Romani. Een oudere kelner kan na jarenlange professionele onbewogenheid zijn ergernis over de klanten in zijn restaurant niet meer beheersen. Aanvankelijk mompelt hij binnensmonds zijn commentaar, tot hij een lastige klant hoorbaar toevoegt dat hij een zultkop is (een fraai scheldwoord dat helaas in onbruik is geraakt).
Het loopt met de kelner niet goed af wanneer hij na zijn ontslag op staande voet tegen een agent aanloopt.
De officier van justitie die de aangifte van rechercheur O. seponeerde, toonde zich een wijs mens. Ook de daad van strafvervolging zelf kan immers voortkomen uit een gebrek aan innerlijke remming. In de sukkel-zaak lijkt het hof in Den Bosch vooral te zijn gedreven door zijn eigen onbedwingbare ergernis.
Prof.mr. Y. Buruma heeft herhaaldelijk gewaarschuwd voor de criminalisering van kleine ergernissen. Hij noemde dit de miniaturisering van het strafrecht waarbij steeds vaker miezerige feiten worden bestraft.
Het is erg jammer dat de Bossche raadsheren daar geen acht op hebben geslagen, en evenmin op de verzuchting van advocaat-generaal mr. Jörg onder het Mafkees-arrest (Hoge Raad 22 december 2009 LJN: BJ9796). Jörg ging in zijn conclusie diep in op de vraag of een politieambtenaar was beledigd door de uitroep ‘wat moet je nou, mafkees’. Hij vond van niet en sloot af met de volgende opmerking: ‘Deze zaak heeft me onevenredig veel tijd gekost. Die heb ik eraan gespendeerd om Uw Raad een uitspraak te ontlokken wáár de ondergrens van strafbare belediging moet worden gesitueerd. De minimis non curat praetor. Of gaan “we” door op de weg van verdergaande futilisering van het strafrecht?’
Als we inderdaad zo doorgaan, vrees ik dat ons strafrecht in de versukkeling raakt.