Iedereen kent de volkswijsheid dat artsen voor zichzelf of hun familie slechte heelmeesters zijn. Bij juristen is dat niet veel anders. In de praktijk kom ik regelmatig kantoren tegen die belangrijke zaken zoals winstverdeling, toe- en uittreding of zeggenschap niet of zeer matig hebben geregeld. Bij zaken waarover iedere advocaat zijn cliënt zou adviseren dat goed te (laten) regelen, besluit diezelfde advocaat ‘dat we daar wel uitkomen’. En als het dan misgaat, zijn de poppen natuurlijk aan het dansen want bij conflicten over dit soort onderwerpen haalt men alle messen uit de kast. ‘Een beetje dom,’ zou Prinses Máxima dat waarschijnlijk noemen.
Verbazingwekkender is het dat veel kantoren bij een besluit over samengaan, niet of nauwelijks de doelen benoemen en vastleggen die men wil bereiken. Het lijkt soms een ‘vlucht vooruit’. Wellicht in de veronderstelling dat big ook beautiful is. (Een misverstand dat door publicaties als de Stand van de advocatuur en rapportages daarover in de nieuwsbrief van Advocatie flink wordt ondersteund. Daar ziet men immers koppen als ‘Nauta herwint koppositie,’ die suggereren dat ‘de grootste zijn’ relevant is.)
Natuurlijk stelt een zekere omvang een kantoor in staat om effectiever te werken aan kwaliteit en dienstverlening. Er zijn prima regionale kantoren waar men ook uitstekend fusies en overnames van cliënten kan begeleiden, maar wanneer het gaat om grote, beursgenoteerde bedrijven missen die kantoren veelal de omvang voor zo’n klus. En een groter kantoor kan zich de luxe van een directeur, een personeelsfunctionaris en/of een marketingmedewerker veroorloven en daardoor werken aan professionalisering. Een zekere, minimale omvang is dus voor veel doelen nuttig.
Maar voordat je ‘dus’ besluit tot een fusie zijn er twee vragen: wat wil je eigenlijk bereiken en mis je nu de omvang om dat met succes te doen? Mijn ervaring is dat het antwoord op de eerste vraag – na wat duwen en trekken – vaak is: we willen professionaliseren, we willen een ruimer aanbod van diensten voor onze cliënten, we kunnen goed cliënten over en weer verwijzen. Op zich is dat een goed antwoord: legitieme redenen om samen te gaan werken. Maar vaak blijkt dat men die stappen eigenlijk allang had kunnen nemen, omdat de ‘oude’ omvang ook voldoende was om daarmee aan het werk te gaan.
En in ieder geval weet je bijna zeker dat van alle goede voornemens niets zal komen als je niet vooraf de doelstellingen duidelijk vast legt: SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Dus niet (alleen) ‘we willen professionaliseren’ maar bijvoorbeeld: ‘We gaan kwaliteitsregels vastleggen en toezien op naleving – onder andere door partnerevaluatie en dat moet uiterlijk 1 januari klaar zijn. En we gaan binnen een jaar een directeur aantrekken die een helder mandaat krijgt.’
De conclusie? Bezint eer ge begint. Leg doelen en strategie duidelijk vast. Zorg voor betrokkenheid en zie toe op naleving. Bij gebreke daaraan blijft iedereen voortmodderen als tevoren, alleen nu met meer mensen onder één dak.