In het begin van de jaren zestig keek ik als kind naar een Amerikaanse televisieserie, die The Defenders heette. Het ging over een advocatenduo, een vader en een zoon, gespeeld door E.G. Marshall en Robert Reed; ze waren altijd bereid om ingewikkelde, soms paradoxale zaken tot een goed einde te brengen en ik vond ze veel spannender dan die rechtschapen Perry Mason (Raymond Burr) en het vervolg met dezelfde acteur als verdediger in een rolstoel (Ironside).