Een DNA-profiel kan op zichzelf vrijwel nooit het daderschap van de verdachte bewijzen. Door gewone menselijke fouten in het laboratorium en door problemen met mengsporen kan ten onrechte de verkeerde persoon worden aangewezen. Van Koppen en Elffers schetsen een veelbetekenend praktijkgeval en rekenen voor dat het DNA-bewijs niet onfeilbaar is, zeker niet als het bestand met DNA-profielen alsmaar groter wordt en als het aantal matchpogingen toeneemt. De ‘CSI-mythe’ moet worden bestreden, en ‘eenieder die een getal noemt voor de waarde van het DNA-bewijs, zuigt het uit zijn duim.’