Wie over de stilte spreekt, verbreekt de stilte. Benoemen is verstoren, zoals een gedicht verdampt tot proza, zodra het wordt toegelicht. En verder. Wie kan nog in stilte goeddoen, zodra hij publiekelijk is geprezen? Want de stilte komt allereerst voort uit de eigen instelling: goeddoen als wijze van leven, als innerlijke overtuiging, als fatsoen, desnoods een fatsoen zonder illusie, en niet om er een bonus bij weg te slepen.