Verzet was geboden, volgens kunstenaars als Mario Merz, Jannis Kounellis en Luciano Fabro in de tweede helft van de jaren zeventig. In het commerciële geweld van de Consumptiemaatschappij zou de nobele, waardige idee van kunst ten onder gaan, schrijft Rudi Fuchs. De kunst van arte povera was inventief, hard en niet ‘mooi’ in burgerlijke zin. ‘Arm’wat het materiaalgebruik betreft, en vooral arm aan pretentie. Een neonbuis in een strobaal verbeeldt de inslag van bliksem op het platteland. Een cirkel stenen tart het klassieke begrip van een kunstobject. Plaatsing, versluiering en integratie zijn belangrijk.