Op 13 maart 1984 werd ik beëdigd als advocaat en procureur te Amsterdam. Ik had de maandelijkse reguliere beëdiging één week eerder net niet gehaald, maar ik kon niet wachten tot ik advocaat was, dus ‘mocht ik ertussendoor’. Er waren wat collega-stagiairs mee, mijn vriendinnetje en mijn vader – zo gaat dat. Bij ontstentenis van mijn patroon kwam ook de oudste compagnon van het kantoor kijken, voor mij de oude heer Schut – voor de generatie van mijn vader de jonge heer Schut.