De verjaringstermijn van drie maanden, vastgelegd in artikel 7 lid 1 van het Reglement van de Commissie, ziet op de periode gelegen tussen het moment waarop de cliënt kennisnam of redelijkerwijs had kunnen nemen van het handelen of nalaten dat tot de klacht aanleiding geeft, en het moment waarop de cliënt zijn klacht overeenkomstig de kantoorklachtenregeling van de advocaat bij die advocaat heeft ingediend. Onder de omstandigheden van het geval kan het aan de cliënt niet worden aangerekend dat hij eerst anderhalf jaar heeft gewacht met het aanhangig maken van de zaak bij de Commissie. Bezwaren tegen het doorberekenen van verrichtingen, deels van eenvoudige aard, op basis van telkenmale genoteerde tijdseenheden van twaalf minuten.