De Amsterdamse rechtbank besliste in de zomer dat een gewezen verdachte aan wie een toevoeging is verleend niet in aanmerking komt voor een vergoeding op grond van art. 591a Sv, tenzij raadsman en verzoeker voor het einde van de zaak met elkaar zijn overeengekomen dat onafhankelijk van de uitkomst van de zaak de toevoeging niet zou worden gebruikt. Enkele kanttekeningen.