Een keer riep ik de rechter in kort geding toe dat gedaagde toch een evidente oplichter was en het niet waar kon zijn dat hij daarmee weg zou komen. De president nam mij op met verbazing en afschuw, alsof – dacht ik toen – ik een buitenaards wezen was. Om de mond van de wereldwijze oplichter plooide een glimlachje: zekerheid dat het nu niet meer mis kon gaan. Het vonnis gaf mij zo snel als een pen kon schrijven ongelijk. Zelfs de sukkel waar ik voor opkwam identificeerde feilloos die ene kreet als oorzaak van zijn nederlaag.

Download artikel als PDF

Advertentie