De vakantieperiode is weer geweest en dat is jammer. Ik ga nooit met vakantie in de zomer, dan neem ik waar voor de anderen. Zo verwerf ik zonder zweet of tranen aanzienlijk krediet op de balans van onderlinge grieven en machtsmiddelen. Ik benijd de kantoorgenoten niet zoals zij zich met hun troosteloze partner en onopgevoede kroost in de smoorhitte van zuidelijke vakantieoorden begeven en onveranderlijk aan het einde van hun krachten, zo niet met een maagzweer van de kolere, thuiskomen. En ik kan lekker ontspannen – er is in die maanden meestal geen barst te doen – mij vermaken met hetgeen het toeval brengt.