De Centrale Controle Verordeningen (CVV) is een vitaal instrument voor de Orde, zeker ook in het politieke debat over het toezicht op de advocatuur. De Algemene Raad moet onophoudelijk hard werken om de spraakmakende politieke gemeente bij deze les te houden: onafhankelijkheid van de individuele advocaat én van de advocatuur als beroepsgroep is een vitale voorwaarde voor een democratische rechtsstaat. Die onafhankelijkheid vereist dat het toezicht op de advocatuur geen overheidstoezicht wordt, ook niet een klein beetje. En om op dat punt onafhankelijkheid te kunnen blijven opeisen, moeten we laten zien ons eigen toezichtsysteem op orde te hebben.
Onder meer door Docters van Leeuwen is, zeer terecht, het dekenale toezicht nog eens geprezen als hoogst waardevol en effectief. Maar het heeft als beperking dat het reactief is: pas wanneer een deken hoort van een mogelijke verwijtbare gedraging komt hij in actie. Voor een integraal toezichtsysteem is nodig dat naast dat reactieve ook een meer proactief element in ons toezichtinstrumentarium zit. Ziedaar de oorsprong en de legitimatie van de proactieve centrale controle op de naleving van de verordeningen. Die is nu verder verfijnd en digitaal gemaakt.
Deze controle heeft twee fasen: eerst de eigen opgave met betrekking tot de naleving van verordeningen; vervolgens door een stevige steekproef de controle op de juistheid van die opgave. Dat lijkt behoorlijk frikkerig – en is het eigenlijk ook wel – maar er zijn tenminste twee goede redenen voor. De eerste is dat wij ons alleen als kwalitatief en normatief onderscheidende beroepsgroep kunnen manifesteren wanneer het integrale toezicht een redelijke garantie voor adequate beroepskwaliteit biedt. De tweede reden is een heel praktische: de controle ‘oogst’ met regelmaat al dan niet onschuldige schendingen van verordeningen. In recent overleg hebben alle negentien dekens uitgesproken dat hun opdracht tot kwalitatieve en normatieve bewaking van de praktijkuitoefening beter kan worden uitgevoerd nu zij via een sophisticated uitgevoerde CCV veel nuttige informatie aangereikt krijgen.
De eerste digitaal uitgevoerde controle is al best goed gegaan maar kent ook nog kinderziekten. De verwachting is dat het volgend jaar een stuk soepeler en minder belastend voor zowel de ‘bevraagde’ advocaat als het bureau van de Orde zal zijn.
Ik denk dat dit proactieve toezichtsys-teem corrigerend, disciplinerend en normerend werkt, en daardoor bijdraagt aan kwaliteit en normatief gehalte van de beroepsuitoefening. Dat geeft ons in de politieke arena een stevig extra argument dat het toezicht op de advocatuur bij de advocatuur zelf in vertrouwde handen is.
Jan Loorbach