Raad van discipline ’s-Hertogenbosch 6 september 2010, LJN: YA1078
Een advocaat behoort niet feitelijk mee te werken aan de wijziging van de woonplaats van een minderjarig kind van zijn cliënt, als de rechter daarover nog geen uitspraak heeft gedaan.
Art. 46 Advocatenwet (3.1 Vrijheid van handelen; 3.2 Grenzen aan die vrijheid)
Gedragsregel 1
Feiten
Mr. X heeft de voormalige partner van klaagster bijgestaan in een geschil over de verblijfplaats van hun zoon. Klaagster en haar ex-partner hebben gezamenlijk het gezag over deze dertienjarige zoon. Mr. X stuurt klaagster een brief waarin zij haar verzoekt mee te werken aan de wijziging van de verblijfplaats van het kind. Daarop antwoordt klaagster bij monde van haar advocaat dat zij het geen goed idee vindt als de zoon bij zijn vader gaat wonen. Hierop vraagt mr. X de advocaat van klaagster om diens verhinderdata op te geven voor een te entameren kort geding. Voorafgaand aan dat kort geding begeeft mr. X zich met de zoon naar de woning van klaagster om de zoon in de gelegenheid te stellen spullen op te halen en hem vervolgens naar de woning van zijn vader te brengen.
Klacht
Klaagster verwijt mr. X:
1 het vertrouwen in de advocatuur te hebben geschaad door feitelijk mee te werken aan het onttrekken van de zoon van klaagster aan haar gezag;
2 een persoonlijke relatie met haar cliënt te hebben, waardoor haar onafhankelijkheid in de uitoefening van haar beroep in gevaar komt;
3 klaagster rechtstreeks te hebben benaderd, terwijl zij wist dat klaagster een eigen advocaat had;
4 aan klaagster in strijd met de waarheid te hebben meegedeeld dat zij bij de politie aangifte tegen klaagster had gedaan.
Overwegingen
De raad stelt voorop dat aan een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.
De raad is van oordeel dat mr. X de grenzen van de aan haar toekomende vrijheid heeft overschreden. Nu de rechter zich nog niet over de kwestie had gebogen, stond het mr. X niet vrij haar medewerking te verlenen aan de vervulling van de wens van de zoon om bij haar cliënt te gaan wonen. Het eerste klachtonderdeel is derhalve gegrond.
Dat mr. X een persoonlijke relatie met haar cliënt zou onderhouden, is niet komen vast te staan, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Het derde klachtonderdeel is wel gegrond. Door zich met de zoon naar de woning van klaagster te begeven, heeft mr. X een situatie gecreëerd waarin rechtstreeks contact tussen haar en klaagster zou plaatsvinden, terwijl haar bekend was dat klaagster werd bijgestaan door een advocaat.
Nu mr. X dat betwist, is niet komen vast te staan dat zij klaagster heeft meegedeeld dat zij aangifte bij de politie had gedaan, terwijl dat niet het geval was. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ook ongegrond.
Gelet op de korte praktijkervaring van mr. X acht de raad een enkele waarschuwing passend.
Beslissing
Verklaart de klacht deels gegrond en deels ongegrond en legt aan mr. X de maatregel op van een enkele waarschuwing.