Een Nederlandse strafrechter krijgt niet snel te maken met een hooggeplaatste verdachte als de voorzitter van het IMF. Hij moet het veelal doen met verslaafden, kleine fraudeurs en soms een lid van de Tweede Kamer. Diepgaande filosofieën en grote belezenheid levert dit in de regel niet op.
Een man die gewend is met wereldleiders te converseren, opent stellig onverwachte perspectieven. En ook aan enige zelfreflectie en ironie zal het hem niet ontbreken. Het moet toch mogelijk zijn dat hij, na rijp beraad in de politiecel, en bladerend in het enige boek aldaar voorhanden – de gevangenisbijbel – geïnspireerd raakt door het loflied van Maria (‘Hij heeft omgezien naar de lage staat van zijn dienstmaagd’). En overvallen wordt door grote schaamte. Iedereen zou hem in de armen sluiten. Een bekentenis zou een beroep doen op het besef van menselijke tragiek, op het universeel gevoelen dat we allemaal weleens dwalen, en des te erger dwalen naarmate het machtsverschil groter is. En een bekentenis zou getuigen van het vermogen om zichzelf te overstijgen.
 Hij zou zijn baan hebben verloren, maar respect hebben gewonnen.
 Nu heeft hij de weg gekozen waaraan de meerderheid van verdachten de voorkeur geeft: damage control. En dat op het meest basale niveau: zwijgen dan wel ontkennen, totdat duidelijk is wat het bewijs inhoudt. ‘I did not have sex with that woman’ desnoods (een klassieker, zo langzamerhand), indien het aangedragen bewijs daartoe noopt, met de aanvulling: ‘En mocht het toch gebeurd zijn, dan was het vrijwillig.’ Als hij dit spel verliest, dan roept het voornamelijk leedvermaak op.
Veel advocaten gaan zonder meer uit van het menselijke en mateloze egoïsme van de cliënt, waarbij de huid duur wordt verkocht en de weegschaal van het recht zo zwaar mogelijk aan de batige kant wordt volgestouwd. Ter zitting klinkt dat regelmatig door. ‘Mijn advocaat zegt, dat ik niet mag spreken,’ of: ‘Mijn advocaat zegt dat ik niet moet meewerken aan dubbelrapportage.’ Uiteindelijk culminerend in de verzuchting van de advocaat ter zitting: ‘Tegen mijn uitdrukkelijk advies in is hij toch gaan spreken.’
 De advocaat als huisarts, die voor alle kwalen hetzelfde medicijn heeft.
 Nu hoeft een advocaat geen heilige te maken van zijn cliënt, dat doet een psychiater of een coach ook niet, maar hij is niet verplicht om het te verhinderen. Hij kan hem beschouwen als een volwassene die in de eerste plaats goed geïnformeerd moet worden over de strategieën die hem zijn gelaten, en die vervolgens zelf een keuze maakt.
 John Profumo is, uiteindelijk, een heilige geworden. Profumo was een halve eeuw geleden minister van Defensie in de Britse regering en had een relatie aangeknoopt, niet zozeer met een dienstmaagd van lage staat, maar met een callgirl met luxueus allure. Deze verleende haar diensten ook aan een militaire medewerker van de Russische ambassade. Dat was een kruisbestuiving die in de Koude Oorlog, toen er een bovenmatige vrees bestond voor Russische infiltratie, grote beroering wekte. Ook Profumo ontkende totdat het bewijs hem te machtig werd. Het Britse parlement stuurde hem naar huis. De vele jaren die hem restten – hij is 91 geworden – heeft hij bepaald niet mokkend doorgebracht. Hij heeft zich zo intensief met zorg voor daklozen en zwervers beziggehouden dat hij koninklijk is onderscheiden. Wellicht een optie om een cliënt voor te houden.

De werkelijkheid blijft onvoorspelbaar. Het is niet onmogelijk dat het kamermeisje een valse aangifte heeft gedaan. De gevangenisbijbel kan daarvan getuigen. ‘Hij kwam op mij toe, wou bij mij liggen. Toen ik een keel opzette, liet hij zijn hemd bij mij achter, en vluchtte naar buiten.’ De lezer weet dat het allemaal verzonnen is. Jozef, de hoofdfiguur uit dit drama, schoon van gedaante en schoon van aangezicht, die de opdringerige vrouw juist had afgehouden, kwam onschuldig in de gevangenis. Het is allemaal drieduizend jaar geleden te boek gesteld en razend actueel. Ook daarover moet het goed converseren zijn, met de ex-voorzitter van het IMF.

Jan van der Does

Download artikel als PDF

Advertentie