In opdracht van het ministerie van Justitie deden het Amsterdams Centrum voor Familierecht (VU) en het Notarieel Instituut Groningen (RUG) onderzoek naar onredelijke gevolgen van koude uitsluiting. De minister heeft de resultaten onlangs aan de Tweede Kamer aangeboden. Bart Breederveld, familierechtadvocaat in Alkmaar en universitair docent aan de faculteit rechtsgeleerdheid (VU), was een van de onderzoekers.
‘Het onderzoek is een uitvloeisel van het wetsvoorstel tot aanpassing van de wettelijke gemeenschap van goederen’, vertelt Bart Breederveld. Om onbillijke gevolgen van koude uitsluiting bij gehuwden tegen te gaan, drongen Kamerleden aan op een verbod hiervan. Zij wensten ook een regeling ter verbetering van de rechtspositie van langdurig, ongehuwde, samenlevers.
‘Uit onderzoek is gebleken dat de koopkracht van vrouwen na het einde van een huwelijk of geregistreerd partnerschap gemiddeld met 21% daalt, terwijl die van mannen met 33% stijgt. Na het beëindigen van een samenleving bedraagt de daling 33% tegenover een stijging van 23%’, aldus Breederveld. Hierbij is al rekening gehouden met alimentatie en de nivellerende werking van het verdelen van gezamenlijk vermogen.

Niet geïnteresseerd
Tussen 1996 en 2009 kwamen 1500 mensen als gevolg van hun huwelijkse voorwaarden met een koude uitsluiting onder de lage inkomensgrens terecht van het geïndexeerde bijstandsniveau voor een alleenstaande in 1979. Het gaat dan om eenoudergezinnen met minderjarige kinderen. Het betrof in dezelfde periode 20.000 samenlevers. ‘Iedere persoon die onder deze grens komt is er een te veel’, aldus Breederveld.
Koude uitsluiting wordt vooral afgesproken bij eigen onderneming of familievermogen. De voorlichting over de verstrekkende gevolgen ervan heeft lang te wensen overgelaten, maar is de laatste jaren verbeterd, weet Breederveld. De notaris is zich meer bewust van zijn voorlichtende taak en degenen die huwelijkse voorwaarden willen opstellen zijn beter op de hoogte. Al adviseren sommige notarissen nog steeds, bijvoorbeeld in de agrarische sector, een ongeclausuleerde koude uitsluiting.
De meeste bruidsparen zijn niet erg geïnteresseerd in de huwelijkse voorwaarden. ‘Na een paar weken kan 80% al niet meer kan navertellen wat in hun huwelijkse voorwaarden staat’, aldus Breederveld. Het is lastig om mensen voor te lichten over een zakelijke overeenkomst in het geval van een affectieve relatie. Door de afspraken voor het geval het huwelijk in volstrekt andere omstandigheden eindigt, blijft een van de echtgenoten dan met lege handen achter. Men ervaart het met name als onbillijk dat de waarde van de echtelijke woning niet wordt verrekend wanneer die niet op beider naam staat. Dat geen aanspraak bestaat op ondernemingsvermogen van de andere echtgenoot ervaart men als minder onredelijk.

Politieke keuze
De commissie noemt als mogelijke oplossing een betere voorlichting voorafgaand aan het sluiten van de huwelijkse voorwaarden. De notaris zou net als in Australië de toekomstige echtelieden los van elkaar moeten voorlichten. Een advocaat zou hierin ook een rol in kunnen spelen, hij kent de gevolgen ervan bij echtscheiding.
Naast voorlichting vooraf zouden onbillijk geachte gevolgen van koude uitsluiting achteraf gecorrigeerd kunnen worden. De commissie denkt hierbij – naar analogie van het erfrecht – aan het uitkeren van een som ineens aan de meewerkende echtgenoot in de onderneming van de ander. Een andere mogelijkheid is een ruimere toepassing van art. 6:248 en 6:258 BW. De rechter zou de huwelijkse voorwaarden wegens veranderde omstandigheden kunnen wijzigen (billijkheidscorrectie). Tot slot zou net als in Zweden de herverdeling van vermogen een oplossing bieden, met name bij de echtelijke woning. Deze kan worden toegewezen aan de andere echtgenoot, bijvoorbeeld in verband met de zorg voor de kinderen.
Samenwoners zijn vaker hoger opgeleid dan gehuwden en ook in economisch opzicht vaker onafhankelijk. Zij realiseren zich beter dat zij bij het einde van de samenleving geen aanspraak hebben op het vermogen van de ander. Zij tonen weinig initiatief om onderling afspraken te maken. Het is meestal de notaris die hen adviseert om een samenlevingscontract op te stellen, wanneer een woning wordt gekocht.
Veel samenlevers achten het onredelijk dat zij geen aanspraak hebben op partneralimentatie, wanneer een van hen is gestopt met werken of parttime ging werken, in verband met de zorg voor kinderen. De commissie noemt als instrument om het probleem op te lossen een wettelijke regeling van partneralimentatie – onder omstandigheden, die de commissie in het midden laat. ‘Dat is een politieke keuze’, aldus Breederveld.

Koert Boshouwers, redactielid

Advertentie