Cassatie in strafzaken
Bij cassatieberoep kan een partiële vrijspraak worden verspeeld, in geval van terugverwijzing na een geslaagd cassatieberoep. Dit kan worden voorkomen door duidelijk te maken waartegen men cassatieberoep instelt en waartegen juist niet.
De wet biedt de mogelijkheid het beroep in cassatie te beperken tot die (ene) beslissing1 waarmee de verdachte niet kan leven. Het beroep kan namelijk tegen een gedeelte van het vonnis of arrest worden ingesteld (art. 429 Sv). Dat is een wezenlijk verschil met het instellen van hoger beroep, want dat kan slechts tegen het vonnis in zijn geheel worden ingesteld (art. 407 lid 1 Sv), hoewel cumulatief ten laste gelegde feiten wel buiten het appel kunnen worden gehouden (art. 407 lid 2 Sv) en appel tegen een volledige vrijspraak voor een of meer feiten zelfs in het geheel niet mogelijk is (art. 404 lid 5 Sv).
Alle voor de verdachte gunstige beslissingen kunnen, anders dan in hoger beroep, veilig worden gesteld. In beginsel kan het cassatieberoep worden beperkt tot elke beslissing van artt. 348 en 350 Sv,2 maar ook die van artt. 353-356 en 361 en 361a Sv. In theorie is (bijna) elke beperking denkbaar.3 Te denken valt aan het geldig achten van de dagvaarding, het aannemen van een strafverzwarende omstandigheid, het verwerpen van een beroep op een strafuitsluitingsgrond, de opgelegde straf of maatregel, beslissingen aangaande het inbeslaggenomene en de vordering van de benadeelde partij. Buiten het bereik van de Hoge Raad (en de rechter naar wie de zaak eventueel wordt teruggewezen of verwezen)4 kunnen bijvoorbeeld worden gehouden een partiële vrijspraak (waarover hierna meer), een ontslag van alle rechtsvervolging, onder omstandigheden de strafoplegging en het afwijzen van de vordering van de benadeelde partij.
Als de akte noch de schriftuur een beperking inhoudt, neemt de Hoge Raad aan dat onbeperkt cassatie is ingesteld. De Hoge Raad gaat er inmiddels echter wel van uit dat het cassatieberoep zich niet richt tot de voor de verdachte gunstige beslissingen en ambtshalve komt hij daar ook niet aan. De gedachte is dat het OM daartegen cassatie zal moeten instellen als het daarmee niet kan leven, of dat de benadeelde partij, voor zover mogelijk, daarover in cassatie klaagt.5 Maar het kan geen kwaad in de akte (of eventueel in de schriftuur) de gewenste beperkingen alvast op te nemen. Daar maak je bij de Hoge Raad vrienden mee en het is in geval van een partiële vrijspraak zelfs geboden.
Partiële vrijspraak
Het risico om een partiële vrijspraak te verspelen kan eenvoudig worden uitgesloten. Toch gebeurt dat zelden.6 Als eenzelfde feit in meerdere varianten in een tenlastelegging is opgenomen, hetzij in een primaire en subsidiaire (enzovoort) verhouding, hetzij als alternatieven (‘en/of’), dient het cassatieberoep expliciet beperkt te worden.7 Het uitgangspunt is dat de akte daaromtrent beslissend is.8 Wordt een verdachte bijvoorbeeld primair vrijgesproken van moord, maar wel veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde doodslag, dan moet reeds in de akte worden opgenomen dat het beroep in cassatie zich niet richt tegen de vrijspraak van het primaire feit.9 Gebeurt dat niet, dan komt in geval van een geslaagd cassatieberoep, na terug- of verwijzing de aanklacht voor moord gewoon weer aan de orde en zou bijvoorbeeld alsnog een levenslange gevangenisstraf kunnen worden opgelegd. Ook meer in het algemeen is een hogere straf na cassatie niet ondenkbaar. De rechter naar wie de zaak wordt verwezen is vrij in de keuze van de straf en in de waardering van de factoren die hij daartoe van belang acht.10
Waartegen níét
Het is dus zaak dat strafadvocaten niet blind cassatie (laten) instellen tegen een onwelgevallige uitspraak. Vooraf dient beoordeeld te worden waartegen men het cassatieberoep wil richten, en waartegen juist niet. Van belang is de gewenste beperking in de akte te laten opnemen (met name bij een partiële vrijspraak), of dat in de schriftuur aan te geven (bijvoorbeeld door de middelen vooraf te laten gaan door een kopje ‘Omvang cassatieberoep’). Ook hier geldt dus: cassatie begint eigenlijk al in hoger beroep.
J.S. Nan, advocaat te Dordrecht11
Noten
1. Tegen alleen een motivering cassatie instellen is – uiteraard – niet mogelijk. Zie bijvoorbeeld J. de Hullu, Over rechtsmiddelen in strafzaken (diss. Groningen). Arnhem: Gouda Quint 1989, p. 231.
2. Zie ook J. Boksem & A. Röttgering, Cassatietechniek. Een praktijkhandboekje voor advocaten. Den Haag: Sdu 2009, pp. 31-32.
3. De Hullu, a.w., p. 230.
4. Want die is aan de beslissing van de Hoge Raad gebonden, zie onder meer HR 27 februari 1996, NJ 1996, 478 en HR 17 oktober 2006, LJN: AY7773.
5. Zie A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken. Deventer: Kluwer 2009, p. 54-59 en A.J.A. van Dorst, ‘Rechtsbescherming en doelmatigheid in cassatie’, in: G.A.M. Strijards e.a. (red.), De derde rechtsingang nader bekeken (Bronkhorstbundel). Arnhem: Gouda Quint 1989, pp. 93-99.
6. Vgl. ook Boksem & Röttgering, a.w., p. 32.
7. Voor cumulatief ten laste gelegde feiten hoeft dat niet.
8. Van Dorst, a.w., p. 57.
9. Deze beperking is in hoger beroep niet mogelijk.
10. HR 12 september 2006, LJN: AX7458.
11. Advocaat bij Gilhuis Advocaten te Dordrecht en lid van de Vereniging van Cassatieadvocaten in Strafzaken (zie www.vcas.nl).