Michiel Pestman is met zijn gezin gearriveerd in Cambodja. Daar begint in september het strafproces tegen zijn cliënt Nuon Chea, ‘Broeder nummer 2’ van het beruchte Rode Khmer regime. Pestman zal voor dit blad een dagboek bijhouden.
Het is regentijd in Cambodja, maar de buien zijn welkom. Het gezin van Michiel Pestman moet nog wennen aan het benauwde klimaat, de sfeer, de bureaucratie, de taal en het eten in het land waar de familie het komende jaar zal verblijven. Vanochtend zijn ze op huizenjacht geweest en nu gaan ze kijken naar de nieuwe school van de kinderen. In de tuktuk, terwijl papa een telefonisch interview geeft.
‘Als je maar betaalt is het vinden van een goede school niet moeilijk. En niemand hoeft zich over mijn financiële positie zorgen te maken, ik word betaald door de Verenigde Naties,’ vertelt Pestman. Die financiering hangt samen met het karakter van het Rode Khmer-tribunaal: een moeizaam bereikt compromis tussen Cambodja en de VN. De VN wilden een onafhankelijk internationaal hof à la het Joegoslaviëtribunaal, maar dat was voor Cambodja onbespreekbaar. En de internationale gemeenschap vreesde voor corruptie en staatsinmenging als Cambodja zelf de touwtjes in handen zou hebben. Het resultaat: een strafkamer binnen het Cambodjaanse rechtssysteem met aanvullende internationale Internal Rules. De meerderheid van de rechters is Cambodjaans, maar voor een veroordeling is de stem van minimaal één internationale rechter noodzakelijk. En de verdachten hebben recht op zowel een Cambodjaanse als een internationale advocaat.
Mond gesnoerd
‘Zonder de Cambodjaanse collega zouden we het niet redden’, vertelt Pestman, terwijl hij met gezin bij de school aankomt. ‘De autoriteiten hebben Victor Koppe, met wie ik de zaak samen doe en die mij over een jaar komt aflossen, in de pretrial fase al een keer de mond gesnoerd. Hij had een stuk ingediend voordat hij in Cambodja was beëdigd. Dat werd hem aangerekend als een verschrikkelijke fout, ze weigerden hem in te schrijven bij de Cambodjaanse Orde van Advocaten en hij mocht niets zeggen op de zitting. Zo kunnen ze je cliënt van een eerlijk proces beroven.’
Intussen bewonderen de kinderen door het hek het schoolcomplex: villa’s met een zwembad, omgeven door een tuin met bananenbomen. ‘Is Mr. Im here?’ roept Pestman. Mr. Im zou de familie rondleiden en ze alvast een keertje in het zwembad laten. Maar Mr. Im laat zich niet zien. Dus vervolgt Pestman: ‘En de rechters hier staan niet bekend om hun onafhankelijkheid. Het was hier een feit van algemene bekendheid dat Cambodjaanse medewerkers van het tribunaal, en wellicht ook rechters, maandelijks een percentage van hun inkomen moesten afstaan als dank voor hun benoeming. Wij hebben aangifte gedaan van corruptie. Vervolgens kregen we een brief van de rechters dat ze ons zouden aanklagen wegens smaad. En de Cambodjaanse advocatenorde schreef dat we het – heel ongrijpbare – advocatenrecht hadden geschonden, dat ze ons konden schrappen. Ze bouwen een dossier op, voor het geval dat.’
Mr. Im van de school is nog steeds niet opgedoken, maar na enig soebatten mag de familie toch het schoolterrein op. Het interview moet nu wijken voor een pleidooi voor toegang tot het zwembad, maar even later pakt Pestman de draad weer op: ‘Tot nu toe werden we alleen met bureaucratie tegengewerkt. Ik ben vooralsnog niet bevreesd, al ben ik me wel bewust van onze kwetsbaarheid. De laatste politieke moord is ik meen drie jaar geleden. Als men het nodig acht deinst het regime er niet voor terug.’
Duik
Wat wil Pestman met dit proces, wat maakt het allemaal de moeite waard? ‘Als de internationale component hier zijn werk kan doen zie ik dat als een overwinning. Ik wil dat dit tribunaal een voorbeeldfunctie krijgt, het is ontwikkelingswerk wat hier gedaan wordt. Cliënt moet een eerlijke kans krijgen – als dat gebeurt, is het allemaal niet voor niets geweest. Maar nu hang ik op: ik ga een duik nemen.’
Trudeke Sillevis Smitt