In de rechtspraktijk komt men nu en dan taboes tegen. Enige tijd geleden werd ik geconfronteerd met de erfrechtelijke vraagstelling of het wenselijk is om gehandicapte kinderen te onterven. De casus betrof een gezin met twee kinderen. Een zoon, Lodewijk, en een dochter, Maaike, die een ernstige meervoudige handicap heeft. De ouders wilden in geval van hun overlijden een bescheiden erfenis aan beide kinderen nalaten zonder dat dit tot groot financieel nadeel voor Maaike zou leiden. De juridische oplossing is relatief eenvoudig. Onterf Maaike.
De meeste zorginstellingen hanteren het principe dat het eigen vermogen als eerste moet worden opgegeten. Om dit te voorkomen is het een oplossing dat Lodewijk de volledige erfenis ontvangt met een last (soms is juridisch taalgebruik noodzakelijk onhandig). Deze last vormt een vruchtgebruik ten gunste van Maaike voor de tijd dat zij leeft. Na haar overlijden vervalt het resterende vermogen aan Lodewijk. Enige discussie kan ontstaan over in hoeverre bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie de legitieme portie van Maaike alsnog zou kunnen opeisen. Zij is immers zelf niet in staat om deze op te eisen. Betoogd kan worden dat er geld aan de gemeenschap is onthouden.
Na deze technische uiteenzetting, stond de moeder op en zei: ‘Ik weiger dit gesprek voort te zetten. Je hebt het wel over mijn dochter’, waarop ze haar jas pakte en het kantoor verliet.
De meeste personen op enige afstand van deze casus begrijpen de emotie van de moeder, maar zien ook de immanente voordelen van een onterving in dit specifieke geval. Dit begrip voor onterving van gehandicapte kinderen kantelt echter zodra het in een bredere context wordt geplaatst. Het is namelijk een onmiskenbare maatschappelijke trend dat ouders steeds vaker hun gezonde kinderen willen onterven. Niet vanwege medische redenen, maar misschien omdat ouders steeds langer leven en daardoor steeds meer van hun kroost vervreemden. Of omdat steeds meer ouders meerdere kinderen bij verschillende partners hebben. Of omdat ouders hun kinderen de erfenis eenvoudigweg niet gunnen. Deze discussie is summier gevoerd bij de opmaat naar de introductie van het nieuwe erfrecht in 2003, maar echt ter discussie heeft de legitieme portie niet gestaan. En dat is jammer. Wat mij betreft is de integrale afschaffing van de legitieme portie op dit moment een van de meest interessante taboes in de rechtspraktijk.
Harry Veenendaal