‘Massavordering bij faillissement sneller afhandelen,’ kopte het ministerie van Justitie op 14 juli jl. boven een persbericht. Daarin werd een wetsvoorstel aangekondigd dat wel speciaal leek te zijn geschreven om de afwikkeling van massaclaims in het DSB-faillissement te vergemakkelijken. Maar zo ligt het niet, vertellen DSB-bank curatoren Rutger Schimmelpenninck en Ben Knüppe. Schimmelpenninck: ‘Als we er in de DSB-zaak met de belangenorganisaties uitkomen, zullen we zeker samen met hen de afweging maken of we dankzij dit wetsvoorstel de verificatiestap bij de rechter-commissaris voor de desbetreffende vorderingen kunnen overslaan. Maar het voorstel bevat daarnaast allerlei andere technische verbeteringen van de Wet collectieve afwikkeling massaschade, die ook buiten faillissement van belang zijn.’ Knüppe: ‘Het voorstel bevat bijvoorbeeld een wettelijke grondslag voor de regiezitting bij het Hof Amsterdam, voorafgaand aan de procedure tot verbindendverklaring. En het regelt dat andere rechters ook na verbindendverklaring, tijdens de opt-out periode, geen uitspraken mogen doen over claims die onder de massaschaderegeling vallen. Daarmee voorkom je tegenstrijdige uitspraken, wat bijvoorbeeld in de AandelenLease-affaire buitengewoon lastig bleek.’ Het voorstel met de vereenvoudiging voor faillissementen ligt bij de Raad van State voor advies en is nog niet openbaar.

Prejudiciële vragen
Intussen is bij de Tweede Kamer al wel een ander voorstel aanhangig dat voor massaschade van belang is. Dit voorstel maakt het mogelijk dat een rechter prejudiciële vragen voorlegt aan de Hoge Raad in massaschadezaken (Kamerstukken 32612). Knüppe: ‘Het is bij de collectieve afwikkeling van massaclaims goed denkbaar dat partijen er niet uitkomen, omdat ze in het duister tasten over grote juridische vraagpunten. Een prejudiciële vraag kan dan uitkomst bieden.’ De mogelijkheid wordt ook ingevoerd voor andere zaken waarin rechtsvragen spelen die tegelijkertijd in talrijke vergelijkbare geschillen aan de orde zijn. Bij dat laatste valt te denken aan vergelijkbare zaken over nieuwe, nog niet uitgekristalliseerde wetgeving.
In het NJB verzuchtte Ton Hartlief onlangs dat de hoogtijdagen van de privaatrechtelijke wetgever achter ons liggen. Met name in het aansprakelijkheidsrecht kwam de (rechts)ontwikkeling na de invoering van het Nieuw BW in 1992 volgens Hartlief voornamelijk uit de Kazernestraat, in plaats van uit de politiek. Knüppe, lachend: ‘Ik kan het niet over de hele linie beoordelen. Maar wat het onderwerp massaclaims betreft heeft de praktijk in ieder geval niet te klagen.’

Trudeke Sillevis Smitt

Download artikel als PDF

Advertentie