De balie moet het Akzo-arrest aangrijpen om te bepalen aan welke eigenschappen een advocaat moet voldoen om aanspraak te kunnen maken op alle rechten en plichten van een advocaat.

In de zogeheten Akzo-zaak oordeelde het Europese Hof van Justitie op 14 september 2010 dat advocaat-bedrijfsjuristen niet onafhankelijk genoeg zijn om in Europese mededingingskwesties een beroep te mogen doen op hun verschoningsrecht, vanwege de hiërarchische relatie met hun werkgever. Reden voor onze algemeen deken om in dit blad een discussie te starten over een ontstane tweedeling binnen de advocatuur die hij ongewenst achtte. Was er binnen de Orde nog wel een bestaansrecht voor advocaten in dienstbetrekking?
Een uitnodiging voor een prikkelende discussie, maar voordat deze op gang kon komen, liet de Algemene Raad van de Orde alweer weten tot andere inzichten te zijn gekomen. Men berust in de situatie. Dit lijkt me een gemiste kans.

Kleine balie
Binnen en buiten de balie dwingen allerlei ontwikkelingen ons ertoe na te denken over de vraag waarin advocaten zich onderscheiden van andere rechtshulpverleners. Is dat het verschoningsrecht zoals in de Akzo-zaak naar voren kwam? Wat als in plaats van Akzo nu eens een advocatenkantoor in het beklaagdenbankje had gezeten en de Akzo-advocaat in dienstbetrekking nu eens de ‘advocaat in dienstbetrekking’ bij het gedaagde kantoor was geweest? Het resultaat zou niet anders zijn geweest, omdat ook hier een hiërarchische verhouding bestaat tussen de behandelend advocaat en de cliënt/-werkgever. Als de maat der dingen en het criterium voor het bestaansrecht van een advocaat is dat deze te allen tijde een beroep op zijn verschoningsrecht moet kunnen doen, resteert ons een kleine balie met vrijwel louter eenpitters.
Wat maakt dus een advocaat een advocaat? Misschien moeten we de discussie breder voeren en het advies van Docters van Leeuwen volgen. In zijn rapport Het bestaande is geen alternatief (april 2010) vraagt hij om aandacht voor de inhoud van de functie van advocaat. Hij vraagt: ‘Wanneer is een advocaat een advocaat? Is iemand die zich twintig jaar geleden op het tableau heeft laten inschrijven en die nu alleen maar adviezen geeft en nooit meer een rechtszaal van binnen ziet, nog advocaat? Is hij een “gewoon” juridisch adviseur, die “schuilt” onder de paraplu van geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht?’ Docters van Leeuwen noemt geen voorbeelden, maar ongetwijfeld zal hij gedoeld hebben op advocaten met een adviespraktijk op het gebied van fusies, overnames of zoiets als mediation.
Maakt dan wellicht de verplichte procesvertegenwoordiging de advocaat tot advocaat? Er zijn nogal wat advocaten met praktijken gevuld met rechtsgebieden waarin geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt. Wat onderscheidt deze togaloze advocaat nu van de ‘gewone’ bedrijfs- of rechtsbijstandjurist die tegenover hem staat in de rechtszaal? Zelfs een basaal criterium als het voeren van een actieve praktijk zal tot problemen her en der leiden. Is een advocaat (nog steeds) een advocaat, terwijl hij feitelijk al met pensioen is? En wat te denken van al die advocaten die binnen de Orde een (bijna fulltime) bestuursfunctie vervullen? Vindt onze algemeen deken zichzelf nog advocaat, en zo ja, op basis waarvan dan?

Club met allerlei leden
In zijn rapport werpt Docters van Leeuwen de vraag op of dergelijke advocaten aanspraak kunnen maken op alle rechten en plichten van een advocaat. Hij adviseert de Orde om de functie van advocaat beter vorm te geven en daarover een (fundamentele, maar niet langdurige) discussie te voeren. Misschien is de uitkomst daarvan wel dat we een club zijn die staat voor bepaalde waarden en normen. Met een ballotage in de vorm van een beroepsopleiding, met opleidingsplichten en gedragsregels en tuchtrecht. Binnen die club kennen we dan professionals in allerlei soorten en maten.
Om welke uitkomst dan ook te bereiken, moeten we die discussie wel eerst gaan voeren.

Jos van Aken, advocaat te Apeldoorn en manager Juridische Services Kadaster

Download artikel als PDF

Advertentie