Eind augustus ging ik met de trein van Vlissingen naar Amsterdam. Er zat een advocaat in de eersteklas, waar ik ook zat. Hij begon op harde toon te bellen en meldde aan (kennelijk) zijn kantoor dat hij door het slechte weer later van huis was gegaan, maar gisteravond zes dossiers thuis had bestudeerd. Vervolgens ging hij het uitgebreid hebben over X [naam bij redactie bekend, red.] en over ondergedoken zusters die hij als getuige had willen oproepen. In Y [plaatsnaam bij redactie bekend, red.] stapte hij uit. Kennelijk staat daar het kantoor. Bij het afbreken van het telefoongesprek zei hij ‘tot zo.’ De andere passagiers en ik bleven verbijsterd achter. Dit is mij nu twee keer overkomen. De eerste keer kwam ik met de trein uit Amsterdam en vlogen de details van rechtszaken me om de oren. Inclusief een gesprek met een rechtbank over de mogelijkheid tot het verdagen van een zitting van de toen bellende advocaat. Ik vind dit een buitengewoon grove inbreuk op de privacy van de besproken cliënten. Elke keer ben ik dan ook blij dat het niet mijzelf betreft. De eerste keer beschouwde ik het als een ongelukkig incident, na gisteren vond ik het nodig dit eens onder de aandacht te brengen.

mevrouw J.H. Kok, Zuidzande

Download artikel als PDF

Advertentie