Arbitraal vonnis d.d. 7 oktober 2010, ADV 10-0021B
(mrs. Schaar, Hilhorst en Van den Bercken)

Verzoek
De advocaat heeft de cliënt bijgestaan in een arbeidsrechtelijke kwestie. Het betrof een zeer omvangrijke en tijdrovende zaak; de advocaat heeft in totaal 145,8 uren aan de zaak besteed.
    De door de advocaat verrichte werkzaamheden zijn geregistreerd op tijdschrijflijsten en in rekening gebracht bij de rechtsbijstandsverzekeraar van de cliënt. Deze heeft slechts een gedeelte van de totale kosten betaald en weigert tot verdere betaling over te gaan.
    De commissie wordt verzocht te beoordelen of het aantal uren dat aan het dossier is besteed reëel is en of de wijze van tijdregistratie voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Verweer
De advocaat heeft de cliënt rechtsbijstand verleend in een langdurig geschil met diens werkgever. De cliënt is zeer tevreden over de inzet en aanpak van de advocaat.
    De rechtsbijstandsverzekeraar, die vooraf schriftelijk volledige vergoeding van de advocaatkosten had toegezegd, is echter niet bereid tot (volledige) betaling van de declaraties van de advocaat over te gaan.
    De rechtsbijstandsverzekeraar stelt de manier van tijdschrijven en de behandelingsduur van de zaak ter discussie. De cliënt verzoekt de commissie te beoordelen of het aantal uren dat aan het dossier is besteed reëel is en of de wijze van tijdregistratie voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Beoordeling
De commissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat de advocaat een tijdregistratie hanteert middels codes waarbij hij voor iedere zes minuten verrichte werkzaamheden één streep op een tijdschrijflijst turft. Vervolgens stelt de advocaat aan de hand van de tijdschrijflijsten zijn declaraties op.
    Deze wijze van registratie komt de commissie enigszins ouderwets voor en past naar haar oordeel eigenlijk niet meer in de wijze waarop een advocaat tegenwoordig in het algemeen zijn tijdregistratie voert en behoort te voeren. Echter, nu de cliënt over de wijze van tijdregistratie geen klachten heeft geuit, ter zitting er desgevraagd blijk van heeft gegeven deze wijze van registratie zonder problemen te kunnen betrekken in zijn controle van de door de advocaat verrichte werkzaamheden en de wijze van tijdregistratie in zoverre in ieder geval voldoet aan de ten behoeve van de cliënt te stellen eisen, kan in dezen niet zonder meer worden geconcludeerd dat de advocaat niet gehandeld heeft zoals van een redelijk handelend en bekwaam advocaat mag worden verwacht.
    Ook de Raad voor Rechtsbijstand in haar brief d.d. 9 juli 2008 heeft bevestigd dat de advocaat steeds op deze wijze zijn werkzaamheden bij haar declareert en – zo begrijpt de commissie – ook mag declareren.
    Voor wat betreft de vraag of het aantal aan het dossier bestede uren reëel is, overweegt de commissie als volgt. De cliënt heeft in dit verband ter zitting desgevraagd medegedeeld dat hij de tijdschrijflijsten heeft gecontroleerd en – zo begrijpt de commissie – dat hij op basis van het dossier van deze zaak en zijn controle geen verrichte werkzaamheden is tegengekomen die hem vreemd voorkomen. De cliënt is aldus tot de slotsom gekomen dat de op die lijsten aangegeven werkzaamheden ook daadwerkelijk zijn verricht.
    De commissie stelt op grond daarvan dan ook vast dat tussen partijen thans niet meer in geschil is of de advocaat 145,8 uren werkzaamheden heeft verricht aan de betreffende zaak van de cliënt. De commissie komen, gelet op de uitlatingen van partijen en de ingebrachte stukken, genoemde 145,8 uren verrichte werkzaamheden ook aannemelijk voor.
    Over de vraag of en in hoeverre die werkzaamheden ook noodzakelijk waren, bijvoorbeeld voor het behaalde resultaat, is de commissie niet in staat te oordelen.

Beslissing
De commissie stelt vast dat de door de advocaat gehanteerde en de commissie enigszins ouderwets voorkomende wijze van tijdregistratie voldoet aan de daaraan ten behoeve van de cliënt te stellen eisen;
De door de advocaat in dezen in totaal opgevoerde 145,8 uren voor verrichte werkzaamheden komen de commissie aannemelijk voor.

Noot
Zowel in de overwegingen als in het dictum stelt de commissie dat tijdregistratie middels eenheden van zes minuten ouderwets is. Deze methode, evenals die van eenheden van vijf minuten, wordt breed toegepast en tal van registratieprogramma’s zijn daarop ingericht. Kennelijk ging het hier om een handmatige versie. De commissie legt niet uit waarom de in haar ogen ouderwetse methode inadequaat is, terwijl deze kwalificatie evenmin leidt tot afkeuring van de gedeclareerde uren. De beoordeling lijkt voor het overige op die van de klassieke begrotingsprocedures door de Raad van Toezicht, maar overtuigt niet door de onduidelijkheid van de gehanteerde maatstaf.

LH

 

Download artikel als PDF

Advertentie