De Raad voor de Rechtspraak protesteert bij de Tweede Kamer tegen de inperking van de rechterlijke beoordelingsvrijheid in nieuwe tbs-wetgeving. In een wijzigingsvoorstel heeft staatssecretaris Teeven van Justitie de bepaling opgenomen dat een terbeschikkingstelling pas definitief opgeheven kan worden als er eerst een voorwaardelijke beëindiging heeft plaatsgevonden. De tbs-gestelde verblijft dan wel buiten de inrichting, maar staat onder verplicht forensisch psychiatrisch toezicht. De periode van de voorwaardelijke beëindiging duurt minimaal één en maximaal negen jaar.
Volgens de Raad wordt rechters door het voorstel ‘onvoldoende ruimte gelaten’ om tot een ‘passende beslissing’ over een beëindiging of een verlenging van tbs te komen. De Raad voorziet gevallen ‘waarbij strijd met artikel 5 EVRM aanwezig kan zijn’ als de tbs wordt verlengd, maar dan zouden rechters de terbeschikkingstelling toch niet mogen beëindigen. Ook als een tbs-gestelde chronisch ziek is, zouden ze niet tot die beslissing kunnen komen.
Teeven komt ook met de bepaling om zogenaamde ‘harde contraire beëindigingen’ van tbs door rechters, tegen alle adviezen van deskundigen in, te voorkomen. De Raad voor de Rechtspraak wijst erop dat dergelijke beëindigingen zelden worden uitgesproken. Het voorstel van Teeven wordt later dit jaar in de Kamer behandeld.

Download artikel als PDF

Advertentie