De anderhalf jaar lange rechtszaak tegen de voormalige kampbewaarder John Demjanjuk is ‘het laatste naziproces’ en ‘de juridische afsluiting van de Holocaust’ genoemd. Maar volgens advocaat Manuel Bloch, die 23 Nederlandse nabestaanden bijstond, was het ‘ook een gewone, moderne strafzaak.’
De locatie waar de Nederlandse afvaardiging tijdens het proces in München verbleef, is niet op de naam uitgezocht. De keuze viel op Hotel Europa aan de Dachauer Straße omdat de rechtbank om de hoek is, wat met zoveel oudere cliënten – van wie een aantal slecht ter been – geen overbodige luxe is, zegt Bloch. De Amsterdamse advocaat (Kool Bloch Gavami Advocaten) raakte zo’n twee jaar geleden toevallig bij de zaak betrokken toen hij benaderd werd door de Stichting Sobibor. Deze stichting, die de Nederlandse Sobibor overlevende Jules Schelvis in 1999 oprichtte, was op haar beurt benaderd door de leider van het Duitse onderzoeksteam dat belast was met het opstellen van de aanklacht tegen Demjanjuk. Daarin mocht een Nederlandse inbreng niet ontbreken.
Vanuit Nederland zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog 34.313 joden naar Sobibor gedeporteerd, van wie er 19 de oorlog overleefden. Dankzij bewaard gebleven transportlijsten zijn hun namen bekend, zodat mensen wier eerstegraads familieleden (ouders, broers, zussen en echtgeno(o)ten) vermoord zijn in Sobibor in de periode waarin Demjanjuk daar werkte, konden optreden als Nebenkläger waarbij men ook – al dan niet via een advocaat – getuigen mag oproepen, ondervragen en een straf eisen.
Uiteindelijk vormde zich een groep van 23 Nederlandse Nebenkläger (mede-aanklagers). ‘Vanuit de stichting is toen in samenspraak met de Universiteit van Amsterdam een begeleidingsteam opgesteld, met daarin onder andere hoogleraar Holocaust- en genocidestudies Johannes Houwink Ten Cate. Men vond al gauw dat een strafadvocaat niet mocht ontbreken en kwam bij mij uit. En waarom zeg je “ja?” Het is, ondanks alles, een bijzondere ervaring om in zo’n zaak, in München, als advocaat op te treden. Ook vermoedden wij toen nog niet dat het anderhalf jaar zou duren; wij gingen uit van zes maanden. Bovendien was er in eerste instantie nog geen sprake van dat ik als advocaat zou optreden. Ik zou vanuit het team als adviseur uitleg geven over het proces. Niet alle nabestaanden konden of wilden elke zittingsdag in Duitsland meemaken, nog afgezien van de emotionele lading. Soms waren enkelen behoorlijk overstuur en dan is het geruststellend als iemand zakelijk duidelijk kan maken hoe strafzaken verlopen.’
Blochs overstap van adviseur naar advocaat volgde na een verzoek vanuit het Duitse advocatenteam en ‘verliep relatief makkelijk. Het Nederlandse en Duitse strafrecht lijken op elkaar, dus daarmee kon ik prima uit de voeten. Duits lezen, waar ik vooraf best tegenop zag, viel mee. Daarnaast, het is bewijsrechtelijk ook een gewone, moderne strafzaak’.
Roestende nietjes
Dat hedendaagse karakter volgt ook uit de tijdloze problematiek: waar liggen de grenzen van medeplichtigheid? Tijdens eerdere processen in Duitsland tegen hoger kamppersoneel is die vraag vaak eng uitgelegd, zodat in de jaren zestig een aantal SS-officieren er met opmerkelijk lage straffen vanaf kwam. Na de jaren zeventig – mede dankzij de televisieserie Holocaust, die ook in Amerika als een bom insloeg – veranderde het inzicht. Waar lager personeel eerder de dans ontsprong, kon men zich nu niet langer achter de beperkte verantwoordelijkheid van superieuren verstoppen.
De aanklacht tegen Demjanjuk luidde dat hij zich in de periode van maart tot september 1943 op Pools grondgebied als Wachmann (kampwacht) schuldig had gemaakt aan medeplichtigheid bij moord. In die periode arriveerden onder andere vijftien treinen uit Westerbork met daarin minstens 27.900 vooral Nederlandse Joden. Aantallen waarbij abstraheren op de loer ligt, aldus Bloch, zodat er continu gezorgd moest worden dat de zaak behapbaar bleef. ‘Daarvoor diende ook die beperkte aanklacht. Geen lastige constructies met genocide of criminele organisaties. Gewoon medeplichtigheid bij moord.’
Ook de bewijsmiddelen misstaan, ondanks hun soms antiquarische waarde, niet in een hedendaagse zaak. ‘De stukken komen onder andere uit Europese archieven en ten tijde van het proces leefden nog maar twee ooggetuigen, maar al met al is de bewijsconstructie Straatsburgfähig.’ Die constructie draaide vooral om Demjanjuks SS Dienstausweis met daarop zijn naam, geboortedatum, foto en registratienummer 1393.
Minstens zo belangrijk is de vermelding dat hij op 27 maart 1943 ‘abkommandiert’ werd naar Sobibor. Los van het feit dat door de jaren heen meerdere deskundigen de authenticiteit hebben aangetoond, stelde de verdediging opnieuw dat het document een vervalsing was. ‘We hebben vervolgens uren naar twee gaatjes in de pasfoto gekeken – volgens de verdediging het bewijs dat het geen origineel kon zijn. Zelfs het roestproces van nietjes is uitgebreid besproken.’ Toch oordeelde de rechtbank dat het Dienstaus-weis geen ‘silver bullet’ was, zegt Bloch. ‘Maar uit het geheel van bewijsmiddelen – behalve dat Dienstausweis, onder andere transportlijsten, dienstroosters en verklaringen over Demjanjuk van andere Wachmänner – wordt duidelijk dat hij van 27 maart 1943 tot 1 oktober 1943 kampwachter in Sobibor was. Dit beantwoordt tegelijkertijd de schuldvraag omdat volgens meerdere historici alle in Sobibor aanwezige Wachmänner zich direct bezig hielden met het moordproces.’
Zeventien gigabyte
Werken in Duitsland betekent ook dat de laptop mee de rechtszaal in mag, zegt Bloch ‘en dat is handig. Ik maakte van elke zittingsdag een verslag en kon daar al in de rechtszaal mee beginnen. Ik maakte het dan af op mijn hotelkamer en zo waren de thuisblijvers onder de nabestaanden nog diezelfde avond op de hoogte’. Ook het binnen handbereik hebben van alle stukken, die ook nog eens met één druk op knop doorzoekbaar zijn, is een luxe – zeker als het dossier 17 gigabyte beslaat. En zo vliegt alles over het computerscherm: het Dienstausweis, getuigen- en deskundigenverklaringen en dienstbevelen; maar ook transportlijsten uit Westerbork.
‘Ook opmerkelijk, Demjanjuks twee advocaten, zijn eigen Wahlverteidiger en zijn toegewezen Pflichtverteidiger. Af en toe kregen ze tijdens de zitting ruzie, heel surrealistisch.’ Over de kwaliteiten van Demjanjuks eigen keuze wil Bloch niet veel kwijt. Uit beschrijvingen over advocaat Ulrich Busch in Wim Boevinks Dienstausweis 1393 Demjanjuk en het laatste grote naziproces blijkt waarom: ‘Vermaard om zijn reeksen van wrakingsverzoeken,’ bleef Busch hameren op het boven tafel krijgen van ‘dossier 1627, de moeder van alle dossiers’ en verweet en passant Sobibor overlevende Schelvis bewijs achter te houden. ‘Zijn groezelig slotpleidooi,’ aldus de Trouw-journalist, ‘bevatte nare, juridische vondsten, die schroeiden in de opgeruwde huid van de geschiedenis.’
Befehlsnotstand en Putativ Befehlsnotstand
Toegegeven, Busch’ opdracht was lastig; datzelfde gold voor Demjanjuks situatie vanaf 1941. Dat hij als Russische krijgsgevangene de strohalm van Wachmann aangreep, is gezien het feit dat het merendeel van de miljoenen krijgsgevangen Russen stierven, niet onbegrijpelijk; hij wist vooraf niet wat hij moest doen en was, eenmaal in het kamp, laagst in rang bij de SS. Demjanjuk deed dan ook een beroep op de Befehlsnotstand en de Putativ Befehlsnotstand. Op laatstgenoemde strafuitsluitingsgrond, dat uitgaat van de aanname bij verdachte dat insubordinatie hem fataal wordt, is in tegenstelling tot de eerste, waarbij verdachte zich beroept op levensgevaar dat inherent is aan het negeren van bevelen, in sommige vergelijkbare zaken een succesvol beroep gedaan, zegt Bloch. ‘Maar tijdens dit proces hebben historici verklaard dat twintig procent van de Wachmänner deserteerde. De rechtbank concludeerde dat Demjanjuk dat ook had kunnen doen en wees mede daarom zijn beroep op de Befehlnotstand af. En het bewijzen van een vermeende overmacht is lastig als de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept.’
De Nederlandse Nebenkläger voerden hun slotpleidooien, wegens werkzaamheden in de rechtbank, in het oude Paleis van Justitie in München. ‘Een prachtig, Escher-achtig gebouw waar de beruchte nazirechter Roland Freisler de zaak tegen de leden van de verzetsgroep Die Weiße Rose behandelde.’ Schelvis gebruikte zijn recht als Nebenklager om de rechtbank te verzoeken ‘uit respect voor mijn humanistische ouders deze oude man geen vrijheidsstraf op te leggen’.
Krachtig signaal
Na negentig zittingsdagen veroordeelde het Landgericht Demjanjuk tot vijf jaar voor de medeplichtigheid bij moord in 1943 te Sobibor op minstens 28.060 mensen. Daarbij is rekening gehouden met zijn leeftijd, de jaren die hij in Israël vastzat en het feit dat hij de aantallen slachtoffers niet kon beïnvloeden. Verdere vastgestelde feiten: ‘De oudste te Sobibor overledene werd in 1848 geboren; de jongste op 27 maart 1943.’ Dat ook het zogeheten kindertransport, waarbij 1.099 Nederlandse kinderen onder de 16 jaar op 11 juni 1943 direct na aankomst in Sobibor werden vermoord, gemeld wordt, was voor Bloch van groot belang. ‘Ik moest dat noemen in mijn pleidooi. Enerzijds om het tastbaar te maken, anderzijds, het waren kinderen.’ Ook Trouw-journalist Boevink blikt op dat moment terug. ‘Bloch had in zijn slotpleidooi twee weken geleden op dat transport gewezen. Een koele, rationele strafrechtadvocaat is hij. Twee weken later was hij nog steeds niet van zijn eigen pleidooi bekomen.’ Ook in dit interview is het één van de spaarzame momenten waarop de impact van de zaak zich aandient.
Meerdere Nederlandse dagbladen berichtten na afloop van het proces dat Demjanjuk slechts op basis van indirect bewijs was veroordeeld. Bloch deelt dat oordeel niet, ‘omdat ook gebruik is gemaakt van de verklaringen van een inmiddels overleden collega Wachmann die gezien had hoe Demjanjuk in Sobibor mensen naar de gaskamer dreef.’ Het is ook omdat de bewijsconstructie zo sterk was en voldeed aan de eisen van nu dat deze veroordeling zo`n krachtig signaal geeft, zegt Bloch. ‘Vanuit het oogpunt van generale preventie is het positieve van deze zaak dat betrokkenheid bij dit soort misdrijven niet verjaart. En hoewel het natuurlijk nooit de bedoeling van een proces mag zijn, het is ook goed dat nu meer mensen weten dat in Sobibor meer dan 34.000 Nederlanders zijn vermoord.’
Demjanjuk: een geschiedenis van zaken
John Demjanjuk (1920) werd geboren in de Oekraïne en emigreerde in 1952 naar Amerika waar hij halverwege de jaren zeventig ervan werd beschuldigd de beul van vernietigingskamp Treblinka, ‘Iwan de Verschrikkelijke’, te zijn. Na een procedure verloor hij zijn staatsburgerschap en werd in 1987 uitgeleverd aan Israël. Daar werd hij in 1988 ter dood veroordeeld. In hoger beroep bleek dat sprake was van een gedaanteverwisseling waarna vrijspraak volgde. In 1998 kreeg hij zijn Amerikaans staatsburgerschap terug, waarop de Amerikaanse justitie direct een nieuwe uitzettingsprocedure startte. Demjanjuk was dan wel niet Iwan de Verschrikkelijke uit Treblinka, hij was hoogstwaarschijnlijk wel kampwachter in Sobibor geweest. En daarover had hij bij zijn visumaanvraag in de jaren vijftig gezwegen. Na elf jaar procederen, werd hij op 11 mei 2009 naar het vliegveld van Cleveland gebracht om de volgende dag aan Duitsland te worden uitgeleverd. Daar werd hij in mei tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld.
Het hoger beroep dat Demjanjuks advocaat heeft ingesteld, zal nog minstens een halfjaar op zich laten wachten. Mocht de 91-jarige dan nog leven, dan wacht hem alweer een uitleveringsverzoek van het Spaanse Nationaal Gerechtshof.
Naar aanleiding van het proces gaat het Duitse OM nu de dossiers bekijken van iedereen die in een vernietigingskamp werkte of lid was van een SS-commando. Tot vervolging kan pas worden overgegaan als de veroordeling van Demjanjuk standhoudt na het hoger beroep.
Mark Maathuis