Eind deze maand bezoekt mijn moeder voor het eerst de concentratiekampen Neuengamme en Bergen-Belsen waar haar vader vanaf 1942 geïnterneerd heeft gezeten. Hij heeft de ontberingen van de zogenaamde dodenmarsen in het voorjaar van 1945 uiteindelijk niet overleefd. Het is een trauma dat mijn familie nooit helemaal heeft verwerkt. Dat blijkt wel uit de zorgvuldig bewaarde grootvaderlijke nalatenschap. Die bestaat uit relikwieën uit het kamp, zoals postkaarten waarop de voorgefrankeerde afbeelding van Hitler uit machteloze haat is weggekrast. Ook wordt een papieren zakje bewaard dat hij uit de wagon gooide met de korte boodschap dat hij op transport naar Duitsland ging. De familie heeft nooit overwogen om iemand aansprakelijk te stellen voor het persoonlijk leed dat hen is hen aangedaan. En dat had toch best gekund door zich te voegen als benadeelde in het proces Braunschweig.
    Vanuit deze achtergrond heb ik het proces Demjanjuk met bovenmatige interesse gevolgd. Regelmatig hoopte ik op de smoking gun die hem definitief zou ontmaskeren als de rat die (mede)verantwoordelijk is voor het vernietigen van tienduizenden mensen in vernietigingskamp Sobibor. Tevergeefs. Dat hij door de Duitse rechtbank in München tot vijf jaar cel werd veroordeeld, was in mijn optiek dan ook verrassend en niet terecht. Het bewijs is tenslotte flinterdun zo niet, a fortiori, non-existent. Bovendien kan worden getwijfeld aan een fair trial zodra het proces alom ‘de juridische afsluiting van de Holocaust’ wordt genoemd.
De bewijsvoering staat of valt bij een uiterst dubieuze Dienstausweis, de zogenaamde ‘Trawniki’-kaart. De recent overleden hoogleraar Willem Wagenaar maakte hiervan postuum in NRC Handelsblad overtuigend gehakt van. Ook de getuigenverklaringen hebben veel meer het karakter van een getuigenis van persoonlijk leed, dan van een steekhoudende juridische exegese. Veel waarde wordt gehecht aan verklaringen van historici. Maar een historicus is geen betrouwbare getuige-deskundige. Het is bijvoorbeeld onmogelijk om empirisch vast te stellen dat alle kampwachten (Wachmänner) in Sobibor deelnamen aan het moordproces. Bovendien worden getuigenverklaring en feitenconstructies binnen de historische wetenschap anders, minder stringent, gewogen dan in de rechtswetenschap.

    Niettemin is de veroordeling van Demjanjuk onvermijdelijk. In het huidige maatschappelijke spectrum houdt een vrijspraak van Demjanjuk impliciet een ontkenning in van Sobibor en al zijn slachtoffers. De overlevenden, nabestaanden en hun advocaten sleuren de rechters onverbiddelijk mee naar een gruwelijk verleden waarvan de magistratuur zich juist moeten losmaken. Dat is onmogelijk. Daarom is Demjanjuk per definitie – symbolisch – schuldig en fungeert als historisch ventiel. Dat is de prijs die de rechtstaat betaalt voor genoegdoening van een collectieve afrekening met de Holocaust. Een moreel-ethische genoegdoening welteverstaan die weinig met rechtspleging te maken heeft.

Harry Veenendaal

Download artikel als PDF

Advertentie