Moet de civiele rechter het gedragsrecht van de advocatuur altijd volgen, of kan hij soms een confraternele brief in de overwegingen betrekken?
‘Stel dat een advocaat een confraternele brief in het geding brengt in flagrante strijd met de tuchtrechtelijke normen op dit punt. De rechter dient dan voor zijn beslissingen over het verloop van de procedure niet te rade te gaan bij het voor advocaten geldende gedragsrecht, maar uitsluitend bij regels van burgerlijk procesrecht. Dit betekent naar mijn mening dat de confraternele brief door de rechter niet alleen mag, maar in beginsel zelfs moet worden geaccepteerd.’ Dat zei Pauline Schoonbrood-Wessels, de nieuwe voorzitter van de Amsterdamse raad van discipline, in haar voordracht tijdens een symposium over het snijvlak van civiel en advocatentuchtrecht. Het symposium werd gehouden op 30 september in de Amsterdamse rechtbank, ter gelegenheid van het afscheid van Schoonbroods voorganger Denise Markx.
Braaf
Gedragsregel 12 schrijft voor dat een advocaat in rechte alleen een beroep op confraternele communicatie mag doen als het belang van de cliënt dat bepaaldelijk vordert, en dan nog alleen na overleg met de advocaat van de wederpartij. Leidt dat overleg niet tot een oplossing, dan moet de advocaat de deken raadplegen. Maar de advocaat die dit aan zijn laars lapt komt daar volgens Schoonbrood voor de civiele rechter dus mee weg. ‘We kennen immers in het civiele recht, anders dan in het strafrecht, nu eenmaal niet een leer van onrechtmatig verkregen bewijs,’ aldus Schoonbrood. ‘De brave advocaat en zijn cliënt zullen dus hun toevlucht moeten nemen tot het indienen van een klacht tegen de overtreder.’
Senior rechter Sjoukje Rullmann is het niet met Schoonbrood eens: ‘Klager komt dan wel erg in de kou te staan. Ik vind dat een goede procesorde meebrengt dat zo’n brief buiten beschouwing moet blijven.’ Ook senior rechter Wil Tonkens-Gerkema was lange tijd van de ‘leer Rullmann’, maar zij is inmiddels om: ‘Ik had een keer een advocaat op zitting die simpelweg weigerde de confraternele brief terug te nemen. Ik heb die brief laten liggen en Denise [Markx, de scheidend voorzitter van de Amsterdamse raad van discipline, red.] om advies gevraagd – en die maakte duidelijk dat hier geen taak voor de civiele rechter ligt om in te grijpen. Ik heb trouwens in dat specifieke geval nog wel een oplossing gevonden, maar het enkele feit dat er geen toestemming is, is geen reden om de brief te weigeren.’ Dit kan dus betekenen dat de advocaat die zich van het gedragsrecht niets aantrekt een voorsprong krijgt op de advocaat die zich braaf aan de regels houdt – en dat moet volgens Schoonbrood voor lief worden genomen. ‘Uiteindelijk dient in het civiele recht de waarheidsvinding centraal te staan.’
Verfoeien
Die waarheidsvinding stelt Schoonbrood ook centraal als het gaat om de mogelijkheden van de rechter die ‘onbehoorlijk gedrag van een advocaat meent te signaleren en de behoefte voelt opkomen daar wat mee te doen.’ Melden bij de deken is een optie. ‘Maar de rechter zal dikwijls liever op zoek gaan naar een methode om in de zaak waarover hij moet beslissen de gesignaleerde gebrekkige zorg voor de eigen cliënt te neutraliseren. (…) Het staat een rechter vrij ter zitting vragen te stellen aan partijen en hun advocaten. Ik weet wel dat de advocaten die hun zaakjes altijd goed op orde hebben deze nivellerende invloed van de rechter verfoeien, maar op zichzelf is het vragen van inlichtingen een geoorloofd en nuttig instrument. Het zwakke punt mag door de rechter worden blootgelegd.’
Bij de borrel na afloop bevestigen aanwezigen dat de kwestie van de confraternele communicatie een terugkerend gedragsrechtelijk probleem is. Veel advocaten lijken te vergeten dat ze de wederpartij en soms ook de deken moeten raadplegen. En wie het hele voorgeschreven pad aflegt, heeft nog steeds geen zekerheid: de deken geeft slechts advies. Tirtsa Sternfeld, procesjurist bij NautaDutilh: ‘De substantiëringsplicht maakt het ook lastig: de standpunten liggen vaak vast in de correspondentie tussen advocaten. Misschien zou Gedragsregel 12 moeten worden afgeschaft. Dan zou je alleen bij mededelingen over schikkingsonderhandelingen op grond van Gedragsregel 13 toestemming van de wederpartij nodig hebben.’
Trudeke Sillevis Smitt