Het feest kan eindelijk beginnen. Na vier jaar heeft de rechtbank ons eindelijk laten weten dat wij op 21 november aan de slag kunnen met wat de Prosecutor het grootste proces sinds Neurenberg heeft genoemd. De rechtbank heeft in al zijn wijsheid echter beslist de zaak in stukjes te knippen, te verdelen in korte procesjes die telkens moeten eindigen met een uitspraak en strafoplegging. Het idee is, denk ik, dat er met vier tachtigjarige verdachten dan meer kans is op een veroordeling.
Het eerste procesje zal beperkt zijn tot de evacuatie van de bevolking van Phnom Penh in april 1975, na de inname van de stad door de Rode Khmer. Alle andere beschuldigingen zullen in deze eerste fase niet aan bod komen; geen werkkampen, gevangenissen, S-21, genocide of oorlogsmisdrijven. Het grootste proces sinds Neurenberg lijkt zo gereduceerd tot een internationaalrechtelijk niemendalletje.
De aanklager is hier begrijpelijkerwijs niet blij mee. Het probleem van deze kleine-hapjesbenadering is namelijk dat de trek na het eerste hapje niet groot meer zal zijn. Onze cliënt Nuon Chea, de beweerdelijke linkerhand van Pol Pot, zal na een of twee jaar weinig behoefte voelen het allemaal nog eens dunnetjes over te doen. En ik voorspel dat ook de paar overgebleven internationale geldschieters er dan de brui aan zullen geven. Dit tribunaal heeft al 150 miljoen gekost. Het is het duurste en minst efficiënte internationale tribunaal ooit.
Ondertussen blijven wij doen wat wij denken te moeten doen: de internationale gemeenschap wijzen op de schrijnende tekortkomingen van het tribunaal, dat in onze ogen niet aan de noodzakelijke minimumeis van onafhankelijkheid voldoet. Voor en achter de schermen trekt premier Hun Sen in Cambodja aan alle touwtjes; het Rode-Khmertribunaal is daarop helaas geen uitzondering.
Verleden week hebben wij dan ook aangifte gedaan tegen de premier. Al jaren oefent Hun Sen ongeoorloofde druk uit op de rechters en meer dan eens heeft hij belangrijke getuigen er van weten te overtuigen dat het geen goed idee was aan het onderzoek tegen Nuon Chea mee te werken. Met name niet als de kans bestond dat deze getuigen bij de rechter-commissaris ontlastende verklaringen zouden afleggen.
Het is in Cambodja niet gebruikelijk van dit soort misdrijven aangifte te doen. Zeker niet tegen de premier. Hun Sen staat hier al dertig jaar boven de wet. En hij laat zich niet ongestraft beschuldigen, zeker niet door een paar hinderlijke buitenlandse advocaten.
Wij gaan interessante tijden tegemoet.