Het Engelse spreekwoord ‘You can’t have your cake and eat it too’ is te vergelijken met ons ‘Kiezen of delen.’ Maar de menselijke behoefte om zowel de voordelen te genieten als de nadelen te ontlopen, is groot. Dat leidt bijvoorbeeld tot piramidespellen met verontwaardigde verliezers en tot Europese landen die een gemeenschappelijke munt willen zonder daarvoor autonomie op te geven. Vooral die laatste variant is vergelijkbaar met de situatie op veel advocatenkantoren: men wil wel een gezamenlijk kantoor – liefst met een goede strategie en goede rendementen – maar vrijwel niemand wil iets inleveren van zijn autonomie.
Een van de bezwaren die ik het vaakst hoor als op een advocatenkantoor partnerevaluatie (een goede remedie tegen vrijblijvendheid) aan de orde komt, is dat dit zou leiden tot een onwenselijke afrekencultuur. Het elkaar de maat nemen blijkt een angstige gedachte. En de mogelijkheid dat in het verlengde daarvan ook consequenties zouden bestaan, is al helemaal griezelig. Het gevolg? Lange vergaderingen, waarbij op veel kantoren de partners uren praten over onderwerpen als tijdschrijven en declareren, kennismanagement en crossselling. Die discussies, waarbij vaak enkelen de sfeer bepalen, eindigen meestal met het besluit: ‘En zo gaan we het doen!’ Maar de uitvoering, daarvan komt vervolgens niets terecht. Als dwarsliggers al worden aangesproken, wijzen ze op aspecten die over het hoofd gezien waren. Of ze stellen dat de – overigens verder briljante – plannen helaas niet in hun specifieke praktijk passen, waarna iedereen weer overgaat tot de orde van de dag (lees: zijn eigen praktijk).
Advocaten en – vooral – bestuurders van advocatenkantoren zijn regelmatig ook defaitistisch over de mogelijkheden om dingen daadwerkelijk te veranderen. Alleen als de nood aan de man is, kunnen er besluiten genomen worden die ook echt zullen worden uitgevoerd. Zo lijkt de koers van een kantoor vaak meer op die van een botsautootje dan op die van een goedbestuurde bolide. Vooral jongere partners raken hierover soms gefrustreerd. Vaker dan de ouderen zien zij het kantoor als meer dan een verzameling individuen.
Waarom is mensen aan afspraken houden nu eigenlijk zo griezelig? Waarom wordt dat vereenzelvigd met kadaverdiscipline en afrekencultuur? Als ieder bedrijf zo zou worden bestuurd, was de wereldeconomie allang kassiewijle. En een sportploeg zou nooit uit de onderste lagen van de competitie komen. Maar in de advocatuur, waar het kantoor slechts onderdak lijkt te bieden aan een toevallig bijeengebrachte verzameling eigengereide individuen, is dit de praktijk van alledag. Voor advocaten die dit herkennen, zou het aardig zijn op de eerstvolgende agenda de volgende vragen op te nemen: ‘Vinden we het acceptabel dat afspraken niet worden nagekomen?’ en ‘Hoe onbetrouwbaar mogen onze partners zijn?’ Wellicht effent dat de weg naar partner-evaluatie.